Het Sint Lucasgilde
Linksboven: Het Stedelijk
Muziekcorps dat hier op het
Doelenveld musiceert, nam
een meer officiële plaats in
binnen de Alkmaarse
muziekwereld. Het werd
opgericht in 1867 na een
reorganisatie bij het korps
muzikanten van de
schutterij. Het werd
bestuurd door een door
burgemeester en
wethouders benoemde
commissie, die in 1905 ook
belast werd met de leiding
van de stedelijke
muziekschool. Korps en
school hadden ook dezelfde
directeur-dirigent. Eerst was
ditl.M. Otto, na 1907 de
heerH.A. Maas. Beiden
hebben zich op
verschillende wijze zeer
verdienstelijk gemaakt voor
het muziekleven in de stad.
Rechtsboven:
Kleinschaliger dan het grote
zangevenement dat in 1906
plaatsvond, was
ongetwijfeld de wedstrijd
voor muziekkorpsen
waarvan vermoedelijk deze
foto een beeld geeft. Een
deelnemende groep van
buiten heeft zich op een
wagen bij de Grote Kerk
opgesteld en heeft de
toegestroomde bevolking
teksten in de hand gedrukt
om mee te zingen.
Midden: Het muziekkorps
van de schutterij is gereed
om het volkslied te spelen
voor een gezelschap van
genodigden. De hoge heren
waren aangekomen bij het
station aan de Tienenwal na
de eerste rit van de
stoomtramverbinding
tussen Alkmaar en
Purmerend. Deze
belangrijke gebeurtenis had
plaats op maandag 15 juli
1895. Vermoedelijk heeft het
toen nog officiële volkslied
'Wien Neerlands bloed door
d'ad'ren stroomt'
geklonken.
psalm 65 en natuurlijk het Wilhelmus. Het nieuwe
spel had de stad 22.000 gulden gekost.
Het repertoire in die dagen bestond voornamelijk
uit psalmen en andere geestelijke liederen. De
Alkmaarders konden echter ook genieten van
lichtere nummers als 'De mei die komt er ons bij' of
'Stijntje is een mooie meid'. Echte
gelegenheidsnummers waren 'Katoendrukkers
welvaren' en de Groninger studentenmars.
Onder de Alkmaarders was er een aantal dat het
penseel ter hand nam. Sommige schilders zijn zelfs
beroemd geworden. Een vereniging voor schilders,
een gilde, ontstond pas in 1631. Dit Sint Lucasgilde
was genoemd naar de evangelist die volgens de
legende Maria met het kindje Jezus had
geschilderd. Het gilde verenigde mensen met
uiteenlopende beroepen als schilders, ververs
(huisschilders), beeld- en steenhouwers en antiek
en glassnijders. In de anderhalve eeuw dat deze
vereniging bestond, zijn er in totaal 345
Alkmaarders lid van geweest. Het gilde was in feite
een belangenorganisatie om concurrentie van
niet-leden te weren. Het probeerde bovendien door
een soort leerlingenstelsel de vakbekwaamheid te
bevorderen. De kunstenaars die echt iets in hun
mars hadden, bleven nooit lang lid van het
Alkmaarse gilde. Meestal vertrokken ze naar
grotere steden of naar het buitenland. Sommige
Alkmaarse schilders hebben buiten hun
geboorteplaats grote naam gemaakt.
Van de meeste gewone gildebroeders is geen werk
bewaard gebleven. Zeker niet van de huisschilders
en steenhouwers, die zich zelf ook niet als
kunstenaar beschouwden.
Om toe te kunnen treden tot het gilde betaalden
Alkmaarders en zij die met een Alkmaarse waren
getrouwd drie gulden. Mensen van buiten de stad