Passantenhuizen en herbergen
Reislust voor de kost
Studenten op pad
Tot de oudste geschreven bewijzen van Alkmaarders
die naar het buitenland zijn gereisd, behoort de
studentenlijst van de universiteit van Heidelberg.
Al in 1387 liet hier ene Johannes van Alkmaar zich
als student inschrijven. Hij was daarmee één van de
eerste Heidelberger studenten, want de universiteit
bestond toen nog maar net één jaar. Binnen tien jaar
werd zijn voorbeeld gevolgd door drie andere
Alkmaarse studenten.
Jammer genoeg bevat het register verder geen
aanvullende informatie over de achtergronden van
deze reizende Alkmaarders. Wel is duidelijk dat hun
ouders tot de stedelijke elite behoorden. Alleen de
rijkste families konden zich immers niet-werkende
kinderen en hoge studiekosten veroorloven.
Links: Herbergen waren
voor de reiziger onmisbare
en welkome onderdelen van
een reis. Men trof ze dan
ook in groten getale aan. Op
deze tekening van
J. Bulthuis uit 1794 is
herberg De Moriaan in
Warmenhuizen te zien.
Op de achtergrond verrijst
de Sint Ursulakerk.
Kinderen spelen er
onbezorgd met hun hoepels.
In de middeleeuwen kon de reiziger die overdag het
noodlot had weten te ontlopen, altijd 's avonds nog
in de problemen komen. Een goede en veilige
slaapplaats was moeilijk te vinden. Op het
platteland waren alleen langs enkele drukke
pelgrimsroutes overnachtingsmogelijkheden. Voor
het overige was men voor een herberg of logement
op de stad aangewezen.
Bij de binnenkomst in een vreemde stad stuitte de
reiziger op verschillende problemen, 's Nachts
waren de poorten dicht en de eventuele
toegangswateren door boomstammen afgesloten.
Op tijden dat de weg wel open was, moest tol, het
'poortgeld', worden betaald. Overigens is de
Alkmaarse stadspoort ook een tijdlang op zondag
tijdens de kerkdienst gesloten geweest. Maar dat
gebeurde pas, nadat de protestanten de macht in
het stadsbestuur hadden overgenomen.
Eenmaal in de stad begon de speurtocht naar een
geschikt logeerverblijf. Arme reizigers konden
terecht bij speciale kerkelijke instellingen. Het
verlenen van onderdak aan reizigers behoorde tot
de christelijke plichten. De meeste steden
beschikten dan ook over passantenhuizen, waarin
aan armen enige dagen gratis logies werd geboden.
In Alkmaar was het Heilige Geest Gasthuis voor dit
doel bestemd. De meer gefortuneerde reiziger
trachtte de arme zwervers te ontlopen en ging op
zoek naar een herberg of een logement.
Herbergiers waren verplicht om de namen van hun
gasten op lijsten te noteren. Deze lijsten moesten
iedere avond bij de schout - de commissaris van
politie in die dagen - worden ingeleverd. De
vreemdeling die niet welkom was of die iets op zijn
kerfstok had, kon daardoor snel opgespoord en uit
de stad verwijderd worden.
Meer last zullen de reizigers ondervonden hebben
van slecht herbergpersoneel en onhygiënische
toestanden in de slaapvertrekken. In een oud
reisboek staat de volgende waarschuwing aan
reizigers te lezen: 'Wagt u vor de Stalknegt,
Kamerdienaar en Waard van 't huys daar gij
pleisteren zult; want door den twee eersten word
den Dief verzekert dat hij steelen sal; en de laatste
geeft.hem aanwijsing waar den roof verborgen
is'. Ook in veel middeleeuwse legenden spelen
onbetrouwbare herbergiers een rol, zodat de
bovenstaande waarschuwing vermoedelijk niet ten
128 onrechte is geweest.
Een regelrechte bedreiging voor de gasten vormde
de onhygiënische situatie die in de herbergen
bestond. Stromend water en badkamers ontbraken
Beddegoed, zo het er al was, werd nauwelijks
verschoond. Wandluizen en huismijten, om maar te
zwijgen van verwekkers van ernstige ziekten,
hadden daardoor vrij spel. In de zomer en bij drukte
was de toestand het erbarmelijkst. Temeer, omdat
het gebruikelijk was om twee en soms zelfs drie
personen in één bed te leggen.
Al deze gevaren maakten van het reizen in de
periode vóór 1600 geen pretjeToch zijn destijds nog
tal van Alkmaarders op reis gegaan.
Onder de Alkmaarders die op reis gingen,
bevonden zich veel kooplieden. Tot hun
voornaamste handelsartikelen behoorden: graan,
zout, vis, wijn, wol en natuurlijk kaas. Aparte
Hierboven: In Boston in het
Museum voor schone
kunsten bevindt zich dit
prachtige schilderij van de
landschapschilder Jacob
van Ruisdael. Het toont een
gezicht op Alkmaar
omstreeks 1670. Op de
voorgrond kronkelt een
weinig comfortabele weg
naar onze stad. In
regenachtige tijden
veranderden deze
zandwegen in
modderpoelen.