Een verliefde Indiëganger
Linksboven: Op 12 maart
1905 werd het traject
Stationsgebouw-De Hout
van de paardetram
geopend. Dit gebeurde in
aanwezigheid van
commissarissen en directie
van de
spoorwegmaatschappij.
Rechtsboven: De laatste rit
van de paardetram door de
Langestraat, in juni 1923.
Midden: De paardetram in
1893. Om te kunnen keren
in de Langestraat moesten
de paarden worden
uitgespannen, omdat het
stadsbestuur geen
toestemming wilde geven
om op de Stenenbrug te
draaien.
ervoer tenminste Wollebrandt Geleynszn. de
Jongh. Deze Alkmaarse weesjongen was in 1611 op
zeventienjarige leeftijd naar de Oost vertrokken.
Daar wist hij in korte tijd op te klimmen tot
opperkoopman. In het begin van de jaren dertig
keerde hij tijdelijk naar Alkmaar terug. Hij trok hier
in bij zijn oud-voogd, de notaris Cornelis Baert. In
diens huis beleefde Wollebrandt gelukkige tijden.
Niet in de laatste plaats, omdat hij daar Baerts
oudste dochter, Alewijntje, leerde kennen. Aan het
huiselijk geluk kwam een einde, toen hij in 1634
opnieuw naar Batavia moest; nu voor de duur van
zes jaren.Terug in Indië schreefWollebrandt de
familie Baert een groot aantal brieven. Het contact
verliep soms erg moeilijk, want een brief kon wel
een jaar onderweg zijn. Al schrijvend maakte de
Indischgast geleidelijk duidelijk dat hij speciale
gevoelens voor Alewijntje koesterde. Deze
gevoelens lijken wederzijds te zijn geweest, want
Alewijntje had hem bij het afscheid enkele
zelfgeschreven gedichtjes meegegeven, die hij altijd
met: 'vreughde begon te leesen ofte singen'. Nadat
hij zijn vroegere huisgenote enige stukken zwart
satijn en damast had toegezonden, durfde hij haar
in november 1637 een minnebrief te sturen. Aan het
slot van de brief vroeg hij haar een huwelijk met
hem te overwegenPas anderhalf jaar later - de post
ging niet sneller - kreeg hij antwoord op zijn
schrijven. In zakelijke bewoordingen bedankte
Alewijntje voor de toegezonden stoffen, maar repte
verder met geen woord over het huwelijksvoorstel.
Een volgend bericht uit Holland maakte haar koele
reactie duidelijk. In die brief werd gemeld dat
Alewijntje in september 1639 was getrouwd met ene
Cornelis Rijp. Misschien had zij het wachten op
Wollebrandts terugkeer niet langer meer kunnen
opbrengen of had zij bij nader inzien het
leeftijdsverschil met hem, dat negentien jaar
bedroeg, toch te groot gevonden. Hoe het ook zij,
het bericht kwam hard aan bij de Alkmaarder
overzee. Hij stelde zijn voorgenomen terugkeer uit
en besloot om enige jaren: 'sonder verbant nochte
verbeeteringe van gaegie' voor de VOC naar Perzië
te gaan. Uiteindelijk keerde hij in 1648 als
commandeur van een retourvloot in zijn
geboorteplaats terug. Hij was een rijk man
geworden en werd op zeker moment zelfs tot regent
van het weeshuis (dat toen in de Doelenstraat
stond) gekozen. Op tachtigjarige leeftijd overleed
hij, zonder ooit nog een nieuwe huwelijkspoging te
hebben ondernomen.
steeds. Zijn oom Dirk keerde in 1629 ontgoocheld
in Alkmaar terug.
Het maken van een 'GrooteTour', hoe ongelukkig
die ook kon verlopen, bleef het voorrecht van de
welgestelden.Toch konden ook armen voor een
verre reis in aanmerking komen. De Verenigde
Oostindische Compagnie (VOC) bood aan arme
lieden volop gelegenheid om als matroos naar de
andere kant van de aardbol te reizen. Overigens
hebben van deze gelegenheid niet alleen mannen
gebruik gemaakt. Hoewel het streng verboden was,
wisten sommige meisjes als matroos aan te
monsteren door zich als een jongen te verkleden.
Een verblijf in Oost-Indië, zoals Indonesië toen
werd genoemd, kon al snel enige jaren duren. Een
dergelijke lange scheiding kon een
vriendschapsrelatie ernstig op de proef stellen. Dit