L
Het veranderend landschap
Beurtschepen
Gevaarlijk stadsverkeer
Ook in de tijd dat er nog geen auto's, bussen en
motoren reden, kon het verkeer in Alkmaar druk en
onveilig zijn.
Al vanaf de vroege middeleeuwen heeft het
stadsbestuur dan ook geprobeerd om door
verkeersregels de veiligheid op straat te vergroten.
Zo mochten binnen de stadspoorten paarden niet
draven en voerlieden niet op hun wagens blijven
zitten. Ook golden er al vroeg parkeerverboden in
verschillende straten. Wie zijn kar bijvoorbeeld in de
Middelstraat of Langestraat achterliet, kon rekenen
op vijf stuivers boete.
Na de middeleeuwen kwam er verbetering in de
verkeerssituatie. In 1682 gaven de burgemeesters
zelfs opdracht tot het plaatsen van straatlantaarns.
Verder bleef het stadsbestuur regels tegen het
'onordentelijk rijden door de stad' maken.
Daarnaast hield ook het kerkbestuur een oogje op
de verkeersveiligheid. Zo werd in 1715 een Anthony
Cromhout door de dominee bestraft, omdat hij
door: 'sware dronkenschap een ongeluk met een
chaisehad gekregen.
Ondanks de voorzorgsmaatregelen waren sommige
ongevallen niet te vermijden. In 1756 schoten
bijvoorbeeld de kettingen van de 'Speckbrug', de
ophaalbrug over de Mient los. Delen van de brug,
die nu Bathbrug heet, suisden naar beneden en
doodden Jan Baptist, een zoontje van een
schareslijper die in de Langestraat woonde. Twee
andere voorbijgangers werden door de
rondvliegende stukken 'gevaerlijck gekwetst'.
Hiernaast op de
rechterpagina: Vennoedelijk
aan het einde van de vorige
eeuw werd vanuiteen raam
van een huis aan de Mient
deze foto gemaakt van de
Stenenbrug en de
Langestraat. Voorde
omstanders was dat een
belangrijke gebeurtenis, die
men met belangstelling gade
sloeg. Een koetsier wacht
geduldig op zijn passagier,
die mogelijk onder de
omstanders te vinden is of
net een drankje haalt bij de
apotheek.
134
danken aan een gedurfd optreden op de dag voor
zijn veroordeling. Die dag was Baert de raadskamer
binnengestormd en daar had hij het stadsbestuur
duidelijk te verstaan gegeven, dat hij het 'speek
ende vleys', dat volop in de huizen van de rijken
hing, zou stelen om het uit te delen en op te eten.
Blijkbaar heerste er hongersnood in Alkmaar. Het
bestuur schrok hevig van deze actie en besloot
Baert 'in exempel van allen anderen' op bedevaart
te sturen. Eind oktober was Baert echter nog steeds
niet aan zijn pelgrimstocht begonnen. Hij werd
daarom nogmaals voor de rechter gedaagd, die hem
opnieuw tot een reis naar Geel veroordeelde; nu
met een hoge geldboete extra. Om hem verder
onder druk te zetten, werd tevens bepaald dat hij
zijn rechterhand zou verliezen indien hij
weigerachtig zou blijven. Baert Eijerman koos
ditmaal eieren voor zijn geld en vertrok de volgende
dag nog.Twee maanden later kon hij de Alkmaarse
rechters het verplichte briefje van de kapittelheer
van de kerk te Geel overleggen. Hierin werd
gemeld dat: 'Bernart Reyerszn. van Allckmaer zijn
pelgrimagie heeft gedaen de andere dachs na
St. Martin (11 november)'.
Vanaf het eind van de middeleeuwen begon het
landschap in Noord-Holland zienderogen te
veranderen. Overal werden plassen drooggemalen
en in polderland herschapen. Een voorlopig einde
aan de lange reeks van inpolderingswerk
zaamheden kwam in 1632, toen de laatste hand aan
de droogmaking van de Schermeer werd gelegd.
Alkmaar, ooit vlak aan zee en tussen tal van meren
gelegen, werd sedertdien geheel door uitgestrekte
weidegronden omgeven.
De verandering van het landschap bracht Alkmaar
veel voordeel. De meeste nieuwe polder- en
waterschapsbesturen vestigden hier hun zetel,
zodat de stad het administratief centrum van de
wijde omgeving werd. Ook in economisch opzicht
brachten de polders bloei. Van heinde en verre
kwamen de boeren naar de kaasstad om hun
landbouwprodukten op de wekelijkse markten te
koop aan te bieden. Deze nieuwe ontwikkelingen
kwamen het reisverkeer ten goede. Het
stadsbestuur trachtte haar invloed op het platteland
te vergroten door de verbindingswegen te
verbeteren. Dijken werden verbreed, modderpaden
met zand verhard en de weggetjes naar de kust met
schelpen bestrooid. De scheepvaart werd
aangemoedigd door het uitbaggeren van vaarten en
kanalen en door het aanleggen van sluizen.
De groei van het landverkeer in deze streken bleef
echter beperkt. Door de wateroverlast en de slechte
bodemgesteldheid was het vervoer over de weg
eigenlijk alleen in de droge tijd (hartje zomer en
hartje winter) goed mogelijk. Een uitzondering
vormde de duinstreek, waar regelmatig landverkeer
minder een probleem was. Voor het overige bleef
ook in de zeventiende en achttiende eeuw het
vervoer over water de voorkeur houden.
In dezelfde tijd dat de meren in polders
veranderden, groeide de Nederlandse handel
geweldig. Amsterdam werd zelfs het centrum van
de wereldhandel. Door de enorme uitbreiding van
de commercie in de zeventiende en achttiende
Hierboven: In 1790 maakte
de kunstenaar J.A. Crescent
deze tekening van de
Langestraat. Het enige
verkeer in deze straat waren
twee paarden, een wagen en
een koetsier. Het rechts
rijden hebben wij te danken
aan keizer Napoleon, die
deze regel invoerde. Al
eeuwen eerder kende
Alkmaar verkeersregels; zo
was er in deze straat een
parkeerverbod.
De Langestraat was de
woonstraat van de
Alkmaarse elite. Links voor
is het Moriaanshoofd en
daarnaast het stadhuis.
Achteraan verrijst de Grote
Kerk.