Niet iedereen ging naar school Links: Op deze ets van F. de Wit zien we een schoolinterieur in 1645. De meesterdie klaar staat met de roe, overhoort een leerling. De andere kinderen gaan intussen hun eigen gang. Sommigen lezen of schrijven, staande aan een tafel. Anderen spelen of kletsen wat, jong en oud door elkaar. Deze voor ons rommelige gang van zaken was in die tijd normaal. De kinderen moesten zich alleen een beetje rustig houden en niet 'luyde lesen, noch blarren(Atlas van Stolk. Rotterdam). 108 hoofd. Ook de leerlingen hadden een hoofddeksel op, dat ze alleen afnamen als ze hun les moesten komen opzeggen. In 1595 werd de Latijnse School ondergebracht in het voormalige Sint Maria van Nazareth of Jonge Begijnhof, op de westhoek van de Doelenstraat en de toen nog niet gedempte Nieuwesloot. De rector kreeg de beschikking over de paterswoning, die zo groot was dat hij er kostjongens in onder kon brengen. Dat was een voor die tijd gebruikelijke bijverdienste, want de rectorssalarissen waren niet erg hoog. In dit kloostergebouw bleef de school tot 1856, toen zij als Latijnse School werd opgeheven. Welke leerlingen bezochten nu deze Latijnse School? Het was zeker niet zo dat alleen kinderen van rijke ouders naar school gingen. De zeer welgestelden hadden vaak privé-leraren in dienst, die hun kinderen thuis onderwezen; bij de adel was dit gewoonlijk hun kapelaan. De zonen van ambachtslieden, zoals timmerlui en schilders, kregen meestal een vakgerichte opleiding, die door de gildebroeders werd verzorgd. Bleven dus over de kinderen van wie de ouders niet zo arm waren dat ze al op jonge leeftijd mee moesten helpen geld te verdienen. Van een leerplicht of een wet die het onderwijs regelde was toen nog geen sprake. De leeftijd waarop de kinderen voor het eerst naar school gingen varieerde dus ook nogal. Vast staat in elk geval dat de Alkmaarse school uit twee afdelingen bestond: een boven- en een benedenschool. De jongste kinderen gingen naar de benedenschool, die uit twee klassen bestond. Elementaire vaardigheden, zoals lezen en schrijven werden hen hier bijgebracht. Het was voor velen vaak het enige onderwijs dat ze kregen. Voor deze benedenschool hoefden de leerlingen geen schoolgeld te betalen, zodat dat in ieder geval voor de ouders geen reden vormde om hun kinderen thuis te houden. Een aantal leerlingen ging vervolgens door naar de bovenschool, die gewoonlijk uit vijf klassen bestond. Wie later tot de universiteit toegelaten wilde worden, moest deze school doorlopen hebben. Hier werden de leerlingen niet ingedeeld naar hun leeftijd, maar naar het niveau van hun kennis. De oudere en jongere kinderen zaten zodoende bij elkaar in één ruimte, wat er de taak van de rector en zijn hulponderwijzers niet makkelijker op maakte. Vaak werden ze bij het lesgeven dan ook door gevorderde leerlingen bijgestaan. Voor de bovenschool werd wel schoolgeld betaald. In 1518 was dat bijvoorbeeld negen stuivers per jaar, in 1537 twee-en-een-halve stuiver per kwartaal, behalve voor wie niet meezong in het koor, die moest meer betalen. Het meezingen in het koor werd dus financieel zo aantrekkelijk mogelijk gemaakt. Dit alles gold alleen voor jongens; de meisjes kregen apart les in de begijnhoven van de begijntjes, die daar vaak ook al bewaarscholen hadden voor de heel jonge kinderen. Over het onderwijs voor meisjes in die tijd weten we jammer genoeg niets, maar Latijn hoefden ze vast niet te leren, omdat ze toch niet mee mochten zingen in het kerkkoor! Als we zien hoe de lestijden over de gemiddelde schooldag waren verdeeld, wordt duidelijk dat het verschijnsel vrije tijd totaal onbekend was. In het midden van de zestiende eeuw zag een schooldag Hierboven: Een schoolklas afgebeeld in Het Menselyk Bedryf van Jan Luyken (1694). De leerlingen doen schrijfoefeningen aan een lange tafel. Op de voorgrond kijkt de meester werk na. Achter hem hangt een opvallend grote 'plak', een instrument dat hem hielp de orde in de school te handhaven.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1988 | | pagina 8