De uitvinder van de duikboot
Een beroemde leerling van de Latijnse School was de uitvinder
Cornelis Drebbel, naar wie de huidige scholengemeenschap
voor volwassenen is genoemd. Als zoon van de niet
onbemiddelde Jacob Jansz. Dremmel, werd hij in 1572 in
Alkmaar geboren. Al vroeg was hij geïnteresseerd in techniek en
werktuigkunde. Omstreeks 1590 ging hij naar Haarlem.
In 1595 trouwde hij met SophiaJans en vestigde zich in Alkmaar,
waar hij in voortdurende geldzorgen verkeerde door de
verkwistende leefwijze van zijn vrouw.
In 1605 vertrok hij naar Engeland. Hier oogstte hij succes met
zijn uitvindingen van een 'perpetuum mobile' en automatische
en hydraulische orgels. Bij de marine ontwikkelde hij een aan
alle kanten waterdichte boot, waarmee hij enkele proeftochten
onder het wateroppervlak van de Theems heeft gemaakt. De
Alkmaarder Drebbel werd zo de uitvinder van de duikboot.
Rechtsboven: Een model
van de duikboot van
Drebbel nagebouwd door
dr. Naber. Met zo'n boot
maakte Cornelis Drebbel in
het begin van de 17de eeuw
enkele proefvaarten onder
het wateroppervlak van de
Theems.
Midden: Een gravure
gemaakt door Cornelis
Drebbel van de plattegrond
van Alkmaar uit 1597.
Duidelijk te zien zijn de vele
grachten, die toen nog niet
waren gedempt en de
stadswallen, waarvan
restanten tot op heden
bewaard zijn gebleven.
Onder: Portret van een
bekende Alkmaarder,
Cornelis Drebbel, in zijn
jeugd leerling van de
Latijnse School, later een
beroemd graveur en
uitvinder. Drebbel was in
1572 in Alkmaar geboren en
verhuisde in 1590 voor een
aantal jaren naar Haarlem.
hun nieuwe aanpak. Bij alle onderwerpen die hij
behandelde, probeerde Murmellius altijd
aansluiting te vinden bij de interesses en de
leefwereld van de leerlingen. In de zestiende eeuw
en nog lang daarna was dat iets totaal ongekends.
Helaas duurde het rectoraat van Murmellius maar
tot 1517. Toen vielen de 'Gelderschen'Alkmaar
binnen en gingen zo verschrikkelijk te keer, dat veel
burgers de stad ontvluchtten. In hetzelfde jaar werd
Alkmaar geteisterd door een pestepidemie, die
eveneens veel mensen de stad uitjoeg. Murmellius
vluchtte naar Zwolle en ging werken in Deventer,
waar hij plotseling onder nooit opgehelderde
omstandigheden in september 1517 stierf. Boze
tongen beweren dat hij door een collega, die hem
zijn internationale roem misgunde, door gifmoord
om het leven is gebracht.
Hoe zag zo'n school omstreeks 1500 er nu uit? In de
tijd van Murmellius was de Latijnse School
gehuisvest in een heel eenvoudig gebouw dat achter
het stadhuis stond, dicht bij de Breedstraat, die
vroeger de Kaksloot werd genoemdVan binnen zag
het er totaal anders uit dan de moderne, ruime en
lichte schoolgebouwen van tegenwoordig. De
leslokalen waren donker, de wanden ruw en met
kalk bestreken, de vensters waren soms van papier.
Banken waren een luxe, meestal zaten de
leerlingen, soms met meer dan honderd bij elkaar,
op stenen of lemen vloeren, die in de winter met
stro of biezen waren bedekt. Dan werd het vertrek
door een turfvuur verwarmd en met door de
leerlingen zelf meegebrachte vetkaarsen verlicht,
's Zomers was het er erg benauwd en muf. Na 1500
kwamen banken meer in gebruik, maar dan wel
zonder leuning. Eerst werd er op wastafeltjes
geschreven, later ook op papier. Meestal hadden de
zestiende-eeuwse scholieren, evenals de
onderwijzers, inktkokers en schrijfgerei aan hun
gordel hangen. De leraar zat achter een grote
lessenaar of katheder, met een soort muts op het