ie
w
m
e
s
Franse en Nederduitse scholen
Nieuwe Nederlandsche Kinderprenten.
KlNDBHDRIKlDKN RN (iKBRRKBN V {li».
Boven: Dat leermiddelen er
vroeger ook aantrekkelijk
uit konden zienblijkt uit de
hier afgebeelde prenten.
Links zien we een
zogenaamde kinderprent.
Dat waren plaatjes waarop
'kinderdeugden en
-gebrekenafgebeeld
werden, vergezeld van
rijmpjes waar kinderen
lering uit konden trekken.
Onder het middelste plaatje
staat: 'Een jongen, die zo
vroeg gaat rooken, Verspilt
zijn tijd door al dat smoken.
Maar die steeds speelt een
nuttig spel, Krijgt kennis
ook; onthoudt dit wel'. De
afbeelding rechts is een
illustratie bij een les over het
koren.
Midden: Leren lezen deden
de kinderen met behulp van
leesplankjes en
letterkaarten. Een variant
op de alom bekende 'aap,
noot, mies' leesplank was
'Colenbranders leesplaat',
die begon met 'geit, zeep,
does'. De plaatjes zijn
fragmenten van een grote
plaat, die het genoeglijke
leven op de boerderij
uitbeeldt.
Soms moesten de jongens één of meer zware houten
planken op de uitgestrekte armen torsen, of
blokken aan hun been tot 'publycque schande
voortslepen'. Of deze manier van straffen veel
geholpen heeft, is niet bekend. Dat het voor de
rector en zijn praeceptoren, zijn hulponderwijzers,
nodig was strenge tuchtmaatregelen te nemen, is
begrijpelijk als we de klassegrootte van soms meer
dan honderd leerlingen in aanmerking nemen. En
zou de jeugd van toen heel anders geweest zijn dan
de jeugd van nu?
Na 1500 begon er een tijdperk van grote
maatschappelijke veranderingen, waardoor ook het
onderwijs werd beïnvloed. De ontwikkeling van de
steden, de zich uitbreidende handel en nijverheid
vroegen een heel ander soort kennis dan tot dan toe
110 op de scholen was onderwezen. Waar de koopman
behoefte aan had, was kennis van zaken als het
ingewikkelde muntwezen, de wisselende
geldwaarde, de uiterst gecompliceerde belastingen
en de renteberekening. De rijk§ten van hen konden
hun kinderen nog wel in het buitenland laten
studeren, maar de minder welgestelde kooplieden
kregen steeds meer behoefte aan scholen waar hun
zonen dit soort zaken konden leren. En dat waren
niet de Latijnse scholen. Zo ontstonden overal
bijzondere scholen, de zogenaamde bijscholen. De
snelheid waarmee deze verrezen, wijst erop dat er
grote behoefte aan dit nieuwe type onderwijs
bestond, zeker als in aanmerking wordt genomen
hoe het Alkmaarse stadsbestuur probeerde de groei
van deze scholen tegen te gaan. Het waren namelijk
concurrenten van zijn eigen Latijnse School.
In 1559 bestond er bijvoorbeeld nog een verbod
voor kinderen boven de negen jaar om bijscholen te
bezoeken. In 1566 was die leeftijd opgeschoven tot
tien jaar. De rector van de Latijnse School werd op