Verboden vuurwerk
Linksboven: Een beeld van
de 8 oktoberoptocht van
1933. Deze praalwagen stelt
'De Zeven Provinciën
bedreigd door de Spaanse
Overheersing' voor. De foto
werd gemaakt op de
Nieuwesloot.
Rechtsboven:
Deelnemertjes aan de 8
oktoberoptocht in 1916. De
kinderen poseren op het
Doelenveld.
Midden: De historische
optocht op 8 oktober 1911 in
de bocht van de
Kennemersingel bij de
Heilooërbrug.
Onder: De vooraanstaande
Alkmaarder H. Ringers
verkleedde zich in 1911 als
Don Frederik.
geduurd, bliezen de Spanjaarden de aftocht. De
Nederlanden waren nog wel niet vrij, maar er was
sprake van een ommekeer ten goede.
Omstreeks 1600 begon de Alkmaarse bevolking dit
ontzet jaarlijks te herdenken. Op 8 oktober kon
men door de hele stad de kerkklokken horen
luiden. Er werden dankdiensten gehouden en
's avonds ontstak men grote vreugdevuren, waarbij
er een oorverdovend geknal van voetzoekers ofwel
'zwervers' losbrak. Stond de stadsoverheid
aanvankelijk nog positief tegenover de
ontzetviering, na verloop van tijd probeerde ze
steeds meer de vreugdeuitingen te beperken. In
1605 bijvoorbeeld, probeerde het stadsbestuur de
feestvreugde op 8 oktober nog te vergroten door
gelijktijdig een markt te laten plaatsvinden. Bijna
een eeuw later, in 1689, toen 8 oktober op een
zaterdag, de marktdag, viel, moest de ontzetviering
voor de markt wijken en mocht er pas na vier uur
's middags feest worden gevierd. Ook kwamen er
steeds meer bezwaren tegen het knal vuurwerk .Het
gooien van voetzoekers en vuurpijlen werd
verboden, alleen siervuurwerk mocht worden
afgestoken. Dit was echter zo kostbaar dat slechts
de welgestelde burgers het konden betalen.
In 1773, toen het tweede eeuwfeest van Alkmaars
ontzet naderde, was het verlangen van de burgerij
naar een viering met ondersteuning van vuurwerk
zo groot, dat men op één van de deuren van het
Waaggebouw de volgende smeekbede spijkerde:
'Nu smeekt uw onderdaan, ach, ziet toch door de
vingeren.
Als 't vuurwerk is gedaan, dat op dit Eeuwgetij
Elk burger zich vermaak! laat dan voetzoekers vrij.
Waar doch zal men zo een groten voorraad bergen?
Het is beter één nacht vol vreugd, dan langer
tergen'.
85