Mmïl Linksboven: Het weeshuis aan de Nieuwesloot in 1789, in waterverf vereeuwigd doorJ.A. Crescent. Vóór de hervorming was in dit gebouw klooster het Jonge Hof gevestigd. Rechtsboven: Eén van de oudste foto's die in Alkmaar zijn gemaakt, toont de kapel van het voormalige klooster Het Middelhof aan de Gasthuisstraat vóór de afbraak in 1867. Midden: Alkmaar kende in de middeleeuwen veel kloosters. Ze lagen alle dicht bij elkaar in het oudste stadsgedeelte. Alleen het Clarissenklooster (6) uit 1492 lag vlak buiten de toenmalige stad en verdween omstreeks 1560 bij het graven van de stadsgracht. Toen Cornelis Drebbel in 1597 een fraaie stadsplattegrond graveerde (waarvan hier een detail), waren nog vijf kloostercomplexen aan te wijzen: 1. Sint Catharinaconvent uit 1394: 2. Onze Lieve Vrouweklooster uit 1415; 3. Sint Salvatorconvent uit 1432-1452; 4. Sint Maria Magdalenaconvent; 5. Minderbroedersklooster uit 1447. dat het verzet tegen de rijkdom en de ontaarding van de kerk groeide. De bevoorrechting van de geestelijkheid en de kloosters en de verhalen over morele ontsporingen van de priesters voedden de onvrede. Vooral bij de kleine burgerij vond de nieuwe leer een bereide bodem. Omstreeks 1530 kreeg in het bijzonder de radicale beweging van de zogeheten wederdopers hier aanhangers. Ze'werden wederdopers genoemd omdat ze de kinderdoop verwierpen en zich als volwassenen opnieuw lieten dopen. Hun gedachten en wensen over sociale gelijkheid en gemeenschappelijk bezit spraken vooral de eenvoudigen in Alkmaar aan. Wevers, slotenmakers, smeden en messenmakers en opmerkelijk veel vrouwen werden onder hen aangetroffen. Aanvankelijk trad het stadsbestuur, hiertoe aangezet door de landsregering, krachtig tegen deze ketters op. Strenge bepalingen werden uitgevaardigd. Het huisvesten van wederdopers was ten strengste verboden en het aangeven van ketterse personen en hun verblijfplaats was verplicht. Verscheidene Alkmaarders werden in de roerige jaren dertig, als aanhangers van deze beweging gedood. Ook in de stad zelf vond een aantal terechtstellingen plaats. Frans Dirksz. Quintijn werd verbrand op het Ropjeskuil en Elbert Pieter Sinckes op de Kaksloot (Breestraat) onthoofd, terwijl Aegje Elinxdochter en Bregte Adams werden verdronken in het water van de Mient. Onder leiding van Menno Simonsz. kwam de doperse beweging langzamerhand in wat rustiger vaarwater. Bekende doperse predikers bezochten toen Alkmaar geregeld en doopten zovelen dat er een behoorlijke gemeente ontstond. Inmiddels groeide in de meer vooraanstaande kringen sympathie voor de nieuwe leer. Een belangrijke bijdrage daartoe leverde de in Alkmaar geboren en getogen priester Cornelis CooltuynHij had zijn opleiding tot geestelijke genoten bij de 61 «'tiffflUFï

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1987 | | pagina 9