Dat Evangeli der armen
Hof, dat was gelegen tussen de Sint Laurens en de
Heul. Het was een begijnenklooster. Een begijn
hoefde niet als een kloosterzuster kloosterregels te
volgen, zij hoefde geen gelofte af te leggen en
mocht eigen bezittingen hebben.
Tussen de Gasthuisstraat en de Paternosterstraat
lag het klooster van Sint Salvator, ook wel
Middelhof genaamd, eveneens een
begijnenklooster. Buiten de Geesterpoort bevond
zich het Clarissenklooster. De clarissen legden zich
voornamelijk toe op het verplegen van zieken. Het
enige mannenklooster was het
Minderbroedersklooster op het Heiligeveld, de
huidige Paardenmarkt. Het klooster van de Heilige
Maria van Nazareth of Jonge Hof was een stichting
van de zusters van de derde orde van Sint
Franciscus. Het strekte zich uit van de Nieuwesloot
langs de Doelenstraat tot aan de stadsvesten.
Tenslotte was er nog het klooster van Maria
Magdalena, het Witte Hof, dat behoorde tot de
orde van de benedictinessen. Het stond op de plaats
van de huidige Hof van Sonoy.
Het waren niet slechts godsdienstige motieven die
mensen in die tijd deden kiezen voor het
kloosterleven. Velen zochten er een zekere
maatschappelijke geborgenheid. Overschot van
vrouwen zorgde ervoor dat vermogende vaders
voor hun ongehuwde dochters een plaats kochten
in het klooster. Daardoor verwierven de kloosters
veel landbezit, dat een grote bron van inkomsten
betekende. Veertig procent van het land dat tot de
stad Alkmaar behoorde, was in handen van de kerk
en de kloosters. De laatsten behoefden vrijwel geen
belastingen te betalen. Doordat ze over goedkope
arbeidskrachten beschikten waren ze concurrenten
van ambacht en nijverheid. De vrouwenkloosters
hadden een "groote neringe van weven ende
spinnen'. Zedelijke ontsporingen bleven bij geringe
motivatie niet uit. Dit alles bij elkaar maakte dat de
belangrijke plaats die de kloosters in de stad
innamen niet bij ieder grote waardering genoot.
Met name in de economisch zware periode
omstreeks 1530 werd door menige ambachtsman de
bevoorrechte positie van de kloosters met lede
ogen aangezien.
De hervormingsbeweging die in Duitsland in 1517
door de monnik Maarten Luther was ontketend,
drong ook in de Nederlanden door. Hierbij kwam
60
Linksboven: De Laat met
de Kapelkerk in 1911. Op de
achtergrond wordt de Laat
gesierd door hoge. thans
verdwenen bomen. Op de
voorgrond speelt een
stadsmuzikant een deuntje.
Rechtsboven: Een ramp trof
de hervormde gemeente
toen de Kapelkerk aan de
Laat in 1760 voor een groot
deel afbrandde. Twee jaar
later was zij weer herbouwd.
De kerk werd verrijkt met
een nieuwe preekstoel en
een door Christiaan Muller
gebouwd orgel. De tekening
toont de kerk na de
herstelwerkzaamheden.
Onder: De Kapelkerk
omstreeks 1725 op een
gravure die is gemaakt door
L. Schenk. Oorspronkelijk
heette de kerk 'Onze Lieve
Vrouwe Kapel'. Na de
hervorming in 1573 werd de
kerk voortaan alleen nog
maar Kapelkerk genoemd.
Tot 1872 stond de Kapelkerk
aan een gracht, de Laat. Na
de demping van dit smalle
water veranderde de Laat
langzamerhand in een
drukke winkelstraat.
Onder op de rechterpagina:
Het zegel van het klooster
van Maria Magdalena. ook
wel Sint Annaklooster en
Witte Hof genoemd. Dit
klooster lag tussen de
Nieuwesloot, Koningsweg
en Lombardsteeg en werd
later verbouwd tot het
huidige Hof van Sonoy.