Kloosters
Linksboven: Een gravure
waarop te zien valt hoe de
honden van Floris V na de
moord in 1296 de wacht
houden bij het gebalsemde
lichaam van hun heer in de
Grote Kerk.
Rechtsboven: Koperen
grafplaat van Pieter
Claessoon Palinck en zijn
vrouw Josina van Foreest,
de stichters van het
provenhuis Paling-Van
Foreest. Op de zerk in de
Grote Kerk staan de
volgende woorden: 'VVy
waren als ghi, nu ligghen wy
hier. Denckt om sterven,
ghy en weet niet hoe schier
wat is op deser werelt
bedreven. Als eene roock is
des menschen leven
Het gebruik van de kerk in de tijd toen deze nog
rooms-katholiek was, was erg intensief. Dagelijks
vonden er talrijke diensten en plechtigheden plaats.
De pastoor en zijn kapelaans kwamen dan ook
handen te kort. Het stadsbestuur stelde daarom een
stichting van zeven getijden in. Getijden waren
gebedsdiensten die op gezette tijden werden
gehouden. De priesters die dienst hadden, zongen
of spraken dan de erbij horende koorgebeden. De
meewerkende geestelijken moesten betaald
worden en het stadsbestuur stelde een aantal
inkomsten beschikbaar. Daartoe hoorde onder
meer de opbrengst van de brandewijnaccijns. Deze
getijden werden door meerdere priesters op het
grote altaar, dagelijks vanaf zes uur in de ochtend
gehouden. Vaste zangers luisterden de diensten op.
Ook de kinderen van burgers waren verplicht tot
hun zestiende jaar aan het zangkoor van de kerk
mee te werken. Daarnaast werden er talrijke
missen gelezen op de altaren in de kapellenGilden
en broederschappen van priesters en leken, zoals
het Papengilde, kwamen op geregelde tijden bijeen
voor het houden van diensten of het begraven van
gestorven leden. Zij deden dit bij een eigen altaar
met een daaraan verbonden priester. Zo'n
dienstverband werd vicarie genoemd. Ook
aanzienlijke burgers stichtten vaak een vicarie voor
het lezen van missen voor hun zieleheil. Het
onderhoud en het salaris van de priester die aan
zo'n vicarie verbonden was, werden bekostigd uit
de opbrengst van goederen die door de stichters
waren geschonken. De talrijke altaren in de kerk
verschaften vele geestelijken een bescheiden
bestaan. Sommigen waren aan meerdere vicarieën
verbonden. Er waren in die tijd in Alkmaar wel zo'n
55 priesters werkzaam. Behalve de Sint Laurens
werd omstreeks 1500 nog een kerk gebouwd: de
Onze Lieve Vrouwekapel aan de Laat. De stichter
hiervan was een aanzienlijk burger, uit Haarlem
afkomstig, Aelbert Adriaensz. Ook het Heilige
Geest Gasthuis, in de veertiende eeuw aan de
Houttil gebouwd als onderkomen voor
rondzwervende lieden en armen, had een kapel.
Oudere en slecht ter been zijnde burgers uit de
buurt van het gasthuis was het toegestaan diensten
in deze kapel bij te wonen.
Alkmaar telde omstreeks 1500 een zestal kloosters.
Het oudste was het Sint Catharinaconvent of Oude 59