Alkmaars trots
het verhaal van het mirakel.
Met de overgang van Alkmaar naar de Hervorming
in 1573 kwam er een eind aan de openbare verering
van het Heilig Bloed. Waarschijnlijk bleef de
relikwie in die woelige tijden bewaard. Een eeuw
later werd hij in het rooms-katholieke schuilkerkje
aan de Diggelaarsteeg weer vereerd. Men kende er
geneeskracht aan toe en er bestonden verschillende
verhalen van wonderlijke genezingen. Eeuwen
later werd de relikwie overgebracht naar de nieuwe
Sint Laurentius aan hetVerdronkenoord, waar er
een speciaal altaar voor werd gebouwd.
Omstreeks 1900 kwam er een herleving van de
verering. Jaarlijks werden op de eerste zondag van
mei stille omgangen gehouden langs de oude
processieweg. Dit heeft voortgeduurd tot ver na de
Tweede Wereldoorlog.
Na vijftig jaar, in 1519, was de Sint Laurens Kerk
voltooid. In de vele tientallen jaren die men aan de
kerk bouwde, werden al gedeelten gebruikt. In
1508 ontsnapte het nog niet voltooide gebouw aan
een grote ramp. De noodkerk die op het
bouwterrein was neergezet en de bijnaam de Schuyt
droeg omdat ze op een schip leek, ging in vlammen
op. Verscheidene oude kunstwerken gingen in de
vuurzee verloren, maar gelukkig bleef de nieuwe
kerk gespaard.
Het resultaat van alle inspanningen en offers van de
burgerij was wel om trots op te zijn. Machtig
beheerste de kerk het stadsbeeld. Zij bevatte twaalf
kapellen met altaren die behoorden aan de
schutterijen, de gilden, aan broederschappen van
geestelijken en leken en aan aanzienlijke families.
Fraaie schilderijen, zoals 'Het Laatste Oordeel' van
Maarten van Heemskerck en het zevenluik 'De
ZevenWerken van Barmhartigheid' dat geschonken
was door de bestuurders van het Heilige Geest
Gasthuis, gaven het gebouw een bijzondere luister.
Verder waren er prachtige glasramen, zoals dat met
de voorstelling van Christus als hovenier samen met
Maria Magdalena in de hof.
Er hingen twee orgels tegenover elkaar. Dat aan de
noordzijde werd gemaakt door Hans van Koblenz
en was versierd met de wapens van het Heilig
Roomse rijk, van Alkmaar en van enkele vorsten en
voorname geslachten. Indrukwekkende
apostelbeelden sierden de zuilen van het koor
boven de overkapte koorbanken.
Linksboven: De
consistoriekamer van de
Grote Kerk met
17de-eeuwse
kerkeraadsleden, op een
tekening van C.C.A. Last.
Rechtsboven: Het interieur
van de Grote Kerk, in de
vorige eeuw geschilderd
door Jan Jacob Schenkel.
Midden: In de vorige eeuw
maakte de bekende schilder
Johannes Bosboom deze
aquarel van de Grote Kerk.
Midden op de
rechterpagina: Eén van de
werken van barmhartigheid
is het begraven van de
dodenzoals hier in 1504
geschilderd door de Meester
van Alkmaar. Vroeger werd
iedereen die het kon betalen,
begraven in de kerk
(Rijksmuseum,
Amsterdam).
Onder: Dit Mariabeeldje
stond vroeger in de Grote
Kerk.
dan vanuit de Sint Laurens langs de tegenwoordige
Paternosterstraat, voorbij het Minderbroeders
klooster via de Koningsweg en Houttil naar de
Onze Lieve Vrouwekapel aan de Laat. Vandaar ging
het door de Langestraat weer terug naar de
parochiekerk. Soms namen aan de processie
mensen deel die hiertoe door het gerecht waren
veroordeeld. Blootsvoets moesten ze meelopen
met een brandende kaars in de hand. die naderhand
voor de relikwie van het Heilig Bloed (het stukje
stof van het priesterkleed) werd geplaatst. Ook
lieten moeders voor het altaar hun pasgeboren
kinderen wegen en offerden dan uit dankbaarheid
zoveel brood en wijn als de baby woog. Van de
geofferde gaven kreeg de koster een vierde deel. De
rest kwam ten goede aan de kerk. In 1545 lieten de
kerkmeesters ten bate van de schulddelging van de
bouw van de kerk een gedachtenis- of
bedevaartsprent drukken die met een houtsnede
was versierd. Deze 'kerkmeestersbrief bevatte ook