Het bloedwonder van Alkmaar
dit en sneden bij terugkomst in de sacristie het
bemorste gedeelte uit het misgewaad, verbrandden
het en wierpen het weg.Toen men de kazuifel wilde
herstellen, werden vlak bij de uitgesneden plaats
drie bloeddruppels ontdekt. Geschrokken besloten
de priesters ook dit uit te snijden en verstopten de
stof naast het altaar. Enige tijd later raakte een
Aikmaarse schipper op zee in nood. Op dat
moment verscheen een engel, die hem meedeelde
dat in de Aikmaarse kerk een stukje van de kazuifel
was verstopt en waar hij het kon vinden. Hij zou
gered worden als hij beloofde deze plaats aan de
priesters te tonen. De schipper beloofde dit en
terug in Alkmaar maakte hij bekend wat hij gezien
en gehoord had. Het stuk stof met de bloeddruppels
werd gevonden. Na een onderzoek van de bisschop
van Utrecht werd vastgesteld dat hier sprake was
van een wonder, dat verering waardig was.
De processie die was ingesteld door de vroedschap
vond voortaan plaats op de eerste mei. Men trok 57
naar geschikte architecten. Ze kwamen uiteindelijk
terecht bij de Mechelse architectenfamilie
Keldermans. In hun werkplaats werden onderdelen
voor de bouw zoals boogtoppen, gewelfribben,
kapitelen en ander beeldhouwwerk uit natuursteen
gereedgemaakt en dan naar de plaats van
bestemming vervoerd.
Toch kwam er ook veel materiaal uit Alkmaar zelf.
Particulieren en gilden deden giften in de vorm van
stenen. Het stadsbestuur gaf financiële steun. Het
kraangeld dat betaald moest worden bij gebruik van
de door de stad aangeschafte hijskraan werd
bestemd voor de bouw. Ook stelde de stad gronden
en water beschikbaar onder voorwaarde dat de
kerkmeesters die zouden verpachten. Een deel van
de schoolgelden van de school die aan de kerk
verbonden was, was eveneens bestemd voor de
kerkbouw.
De kerkmeesters en het stadsbestuur speelden
goed in op de volksvroomheid. Zij wilden de kerk
ook buiten de stad meer bekendheid geven. Dat
zou ten gunste komen van de kerkekas. In 1501
bepaalden schout, burgemeesters en schepenen dat
voortaan op de eerste mei een processie zou worden
gehouden ter ere van het Heilig Bloedmirakel van
Alkmaar. Zij die meededen aan de processie en van
buiten de stad kwamen, behoefden dan geen
poortgeld te betalen. Door een grote toeloop van
elders hoopten de stadsbestuurders met de verkoop
van aflaten, waarmee de koper kwijtschelding van
zonden verkreeg, veel geld in het laadje voor de
kerkbouw te krijgen.
In de brief van het stadsbestuur waarin de processie
werd aangekondigd, werd tevens verteld hoe het
Heilig Bloedmirakel zich had afgespeeld.
Op de eerste mei van het jaar 1429 droeg in de
Aikmaarse parochiekerk een jonge priester zijn
eerste heilige mis op. Het was een hier geboren
edelman, Volkert, die verscheidene jaren als
krijgsman had meegestreden met de troepen van
gravin Jacoba van Beieren in de Hoekse en
Kabeljauwse twisten. Menig tegenstander had hij in
die tijd gedood en zijn handen waren dus bezoedeld
met bloed. Toen hij met die handen de miskelk met
de geconsacreerde, dat wil zeggen de volgens het
geloof in Christus' bloed veranderde wijn ophief,
beefden ze en morste hij wat wijn op de bovenrand
van zijn priesterkleed. De andere priesters zagen
Linksboven: In de Sint
Laurentiuskerk bevindt zich
deze afbeelding van het
Heilig Bloedwonder die laat
zien hoe na het morsen van
wijn zich drie bloeddruppels
hadden gevormd.
Rechtsboven: Op 1 mei 1929
zou het 500 jaar geleden zijn
geweest, dat het Heilig
Bloedwonder zich had
voltrokken.
Vanzelfsprekend liet de
geestelijkheid dit niet
ongemerkt voorbij gaan.
Midden: Rond 1880
vervaardigde A. Klasener
een viertal schilderijen dat
betrekking heeft op het
Mirakel van het Heilig
Bloed. Op dit schilderij is te
zien hoe de engel de
zeelieden bericht over het
bloedwonder te Alkmaar.
Het schilderij hangt in de
Sint Laurentiuskerk aan het
Verdronkenoord.
Onder: De engel van het
Heilig Bloedwonder.