Bouw van de Grote Kerk
drukte een zwaar stempel op het dagelijkse leven in
de stad. Vele malen per dag luidden de klokken,
niet alleen van de parochiekerk maar ook van de
kloosters, de Heilige Geestkapel, het gasthuis aan
de Houttil en van de Onze Lieve Vrouwekapel aan
de Laat. Het klokgelui riep de mensen op tot het
vieren van de mis, het bidden van de getijden, tot
een doop- of begrafenisplechtigheid, de viering van
een dag die gewijd was aan één of andere heiligeof
tot een gildefeest. Er was de middeleeuwer veel aan
zijn ziel en zaligheid gelegen en hij was gaarne
bereid daarvoor offers te brengen of maatregelen te
nemen. Oorlog en rampspoed, zoals grote branden,
vormden een voortdurende bedreiging van het
bestaan. Ziekte en hongersnood konden zomaar
toeslaan. Dit alles, gevoegd bij de behoefte hun
stad een belangrijke plaats te geven in de rij van
Hollandse steden, deed de Alkmaarders besluiten
hun door de torenval verwoeste kerk mooier dan
56 ooit te herbouwen.
In de middeleeuwen werd een parochie bestuurd
door de pastoor, soms met enkele kapelaans onder
zich. Gewijd door de bisschop was hij
verantwoordelijk voor het geestelijk heil van de
parochianen. De 'pastorie' beschikte doorgaans
over eigen inkomsten uit bijdragen voor missen en
opbrengst van landbezit.
Het kerkgebouw was eigendom van de stad en werd
beheerd door kerkmeesters, die door het
stadsbestuur waren aangesteld. De 'kerkfabriek',
de instelling die het financieel en materieel beheer
over de kerk voerde, had haar eigen geldbronnen.
Het stadsbestuur had dus bij de bouw van de kerk
een belangrijke vinger in de pap. Toen na het
ineenstorten van de toren in 1469 eenmaal het
besluit tot bouwen gevallen was, oriënteerden de
kerkmeesters zich her en der, reisden rond om
nieuw voltooide bedehuizen te bezien en zagen uit
Linksboven: In vroeger tijd
was naast de Grote Kerk een
houten klokketoren
opgesteld, die op een stenen
onderbouw rustte. De
klokketoren werd in 1857
afgebroken en de klokken
werden daarna verkocht.
Op deze tekening van C.
Pronk uit 1729 is het
bouwwerk te zien van de
zijde van het koor aan de
Koorstraat.
Rechtsboven: De stijl
waarin de Grote Kerk werd
gebouwd, wordt late gotiek
genoemd. Het gebouw werd
opgetrokken als een
driebeukige kruisbasiliek,
waarvan de punten van het
kruis zijn gericht op de vier
windstreken. De statige
kerk heeft als buurman het
politiebureau, dat in 1936
werd gebouwd. Hier zien we
de kerk aan het Kerkplein in
een periode toen het
politiebureau nog niet op
die plaats was verrezen en de
plaatselijke Hermandad zijn
zetel had in het stadhuis in
de Langestraat.
Midden: In 1580
vervaardigde Pieter
Ariaensz. Cluyteen
schilderij van het beleg om
Alkmaar. Op dit detail van
het schilderij is duidelijk te
zien hoe het silhouet van de
stad in die tijd werd bepaald
door de kerkgebouwen.
Reeds van verre - hier vanuit
het zuiden - moeten de hoog
oprijzende Grote Kerk en de
Kape'lkerk te zien zijn
geweest.