Linksboven: De
zogenaamde Martelaren
van Alkmaar werden
aanvankelijk alleen door de
rooms-katholieken zo
genoemd, voorde
protestanten waren het
vermaledijde papen. Het
waren vijf Alkmaarse
geestelijken die door
Diederik Sonoy,
legeraanvoerder van Willem
van Oranje, gevangen
waren genomen. In juni
1573 werden ze in
Enkhuizen opgehangen.
werd verboden en de kleine, maar strijdbare groep
calvinisten vormde de officiële kerk. Zij kregen de
beschikking over de Grote Kerk en benoemden
Pieter Cornelisz. en Jan Arendsz. tot predikanten.
Priesters en kloosterlingen ontvluchtten in grote
getale de stad. Alle bezittingen van de rooms-
katholieke kerk gingen over in handen van het
stadsbestuur, dat wel voortaan de salarissen van de
predikanten moest betalen.
Dergelijke omwentelingen gaan meestal gepaard
met vaak meedogenloze wreedheden. Ook in
Alkmaar was dat het geval. Na de overgang werden
Diederik Sonoy, een legeraanvoerder van Willem
van Oranje, met zijn troepen in de stad toegelaten.
Zij spoedden zich eerst met allerlei slechte plannen
naar het Minderbroedersklooster. Enkele broeders
waren reeds gevlucht. Maar na de bestorming van
het gebouw op 23 juni 1573 werden nog vijf
geestelijken gevangen genomen. Het waren de
64 paters Daniël van Arendonk, Cornelis van Diest,
Jan van Naarden, Lodewijk Voets en broeder
Adriaan van Gouda. Op een wagen werden ze naar
Enkhuizen vervoerd. Het ging daarbij allerminst
zachtzinnig toe. Onderweg werd één der paters een
bloedneus geslagen. Het bloed werd opgevangen in
een bierkroes. Die werd de gevangenen te drinken
aangeboden met de woorden: 'Hier, wrede wolven,
verzadigt u met uw eigen bloed, gij, die zo dikwerf
naar het onze gedorst hebt'. Na hun veroordeling in
Enkhuizen door de gouverneur van de stad, een
ex-kanunnik van Haarlem, werden ze zwaar
mishandeld en tegenover het stadhuis opgehangen.
Een paar maanden later tijdens het Spaanse beleg
hielden de rooms-katholieke burgers zich zo stil
mogelijk om in de hitte van de strijd niet voor
verraders te worden aangezien. Niettemin
overkwam dit enkelen. Zo werden de laatste
pastoor van de Sint Laurens, Eylard Dirksz. van
Waterland, die zich al geruime tijd schuilhield bij
vrienden in de Langestraat en zijn kapelaan David
Midden links: De executie
van de vijf Alkmaarse
geestelijken voor het
stadhuis van Enkhuizen in
1573.
Midden rechts: Op 11
december 1573, na het
beleg, werden wederom
rooms-katholieke
geestelijken ter dood
gebracht. Ditmaal trof het
de priesters David
Leendertsz. en Eylard
Dirksz. van Waterland, die
op de Stenenbrug werden
opgehangen. Op dit
schilderij zien we links
David Leendertsz. en rechts
Eylard Dirksz, van
Waterland.