Alkmaar wordt hervormd
Linksboven: Gilden hadden
eigen herdenkingsschildjes
die meegevoerd werden bij
begrafenissen van
gildeleden. Zij werden dan
aan de kist bevestigd. Hier
het begrafenisschildje van
het kleermakersgilde.
Rechtsboven: De
Alkinaarse mandenmaker
Jan Arendsz. werd een
bekend voorman van de
nieuwe sekte der
protestanten. Jan Arendsz.
was een begenadigd spreker
en preekte her en der in het
land. Omdat deze
bijeenkomsten waren
verbodenmoesten ze in het
geniep gebeuren, zoals in
schuren en op zolders, of op
het open veld waar ze
liagepreken werden
genoemd. In 1566 hield Jan
Arendsz. een gloedvol
betoog onder een boom bij
Huis ter Kleef buiten
Haarlem. Zwaar
bewapende wachtposten
droegen er zorg voor dat de
gelovigen niet onverwachts
werden gestoord.
Midden rechts: In dit huis
heeft vermoedelijk de
beroemde hageprediker,
Jan Arendsz. gewoond. In
de gevel is een kogel
bevestigd ter herinnering
aan het beleg in 1573 toen
een Spaanse kogel dit huis
zou zijn binnengevlogen.
Midden links: Een
Mariabeeldje uit de Grote
Kerk dat de beeldenstorm in
1566 heeft overleefd.
Onduidelijk is of het aan de
aandacht van de vandalen
was ontsnapt of dat het reeds
van te voren naar een
veiliger oord was
overgebracht.
Arendsz., werden aanhangers van Cooltuyn.
Vooral Arendsz. ontpopte zich als een getalenteerde
volksredenaar.
In de jaren zestig van de zestiende eeuw was vooral
de stroming van de Franse hervormer Calvijn in
opkomst. Via de Zuidelijke Nederlanden kwam
deze beweging naar Holland en domineerde daarna
hier het protestantisme. Steeds meer gelovigen
gingen verborgen bijeenkomsten houden.
Later kwamen ze in het open veld bijeen tijdens de
zogenaamde hagepreken. De prediker en zijn
gehoor, dat vaak uit honderden personen bestond,
werden dan omringd door gewapende mannen. Bij
een hagepreek op een korenakker in de Bergermeer
in juli 1566 preekte ook Jan Arendsz.
De Alkmaarse vroedschap liet dit alles ongemoeid
en al snel werd men driester en hielden de
protestanten diensten in een schuur op de Geest.
Pieter Cornelisz. en Jan Arendsz. gingen er
geregeld voor.
Uit onvrede met de toestand in de rooms-katholieke
kerk, maar ook ten gevolge van onlustgevoelens die
veroorzaakt waren door hongersnood en
werkloosheid, drong in 1566 het volk overal kerken
en kloosters binnen. Beelden en altaren werden
kort en klein geslagen. Als een wervelwind trok in
dat jaar de beeldenstorm vanuit het zuiden over ons
land. In Alkmaar moest eerst de kapel van de
Minderbroeders het ontgelden. En hoewel de
burgemeesters probeerden beelden en altaren van
de Sint Laurens in veiligheid te brengen, drong het
volk ook deze kerk binnen en richtte grote
vernielingen aan.
Na het uitbreken van de opstand in de Nederlanden
tegen het Spaanse bewind koos het Alkmaarse
stadsbestuur na lang aarzelen in 1573 de zijde van
Oranje. Voor het kerkelijke leven had deze keuze
ingrijpende gevolgen. Het rooms-katholieke geloof
63