Begraven in de kerk
Van het begin van haar bestaan is de Grote Kerk gebruikt als openbare
begraafplaats. Ook rond de kerk werd begraven. Dat was natuurlijk een
kwestie van geld. Ten noorden van de kerk was de begraafplaats voor armen
en misdadigers.
Als er geen plaats meer was, werden de graven geruimd en werden er nieuwe
zerken ingelegd. Deze waren van steen, waarop een opschrift met naam,
data en bijzonderheden werd ingebeiteld. In de Grote Kerk ligt een zerk met
een op de zij gekeerde vrouw. Rond deze steen is de volgende legende
ontstaan. Een gehuwde scheepskapitein verliet zijn gezin voor een grote
zeereis. Bij zijn terugkomst bleek zijn vrouw tijdens een epidemie te zijn
overleden. De kapitein liet het lijk opgraven en de kist openen. Men
constateerde dat het lichaam op een andere wijze erin lag, dan toen men het
erin had gelegd. De vrouw moest dus schijndood zijn geweest en om zijn
medemensen op dit gevaar te wijzen, liet hij haar beeld tot afschrikwekkend
voorbeeld in de grafzerk uitbeitelen.
Een andere zerk bevat deze mededeling: 'Doen ick Oudt 40 Iaer en
Gesondt. Doen Woegh Ick 312pont'.
62
rector van de Latijnse School, Petrus Nannius.
Deze voelde zich sterk aangetrokken tot de
leerstellingen van Luther en de Zwitserse
hervormer Zwingli en bracht zijn voorkeur over op
de jonge Cornelis. Ook pastoor Laurens Zas van de
Sint Laurens Kerk stond open voor de nieuwe
ideeën en versterkte bij Cornelis de afkeer tegen de
misstanden onder de geestelijkheid.Toen Cooltuyn
tot priester was gewijd en in zijn vaderstad een
werkkring vond, ontstond er al spoedig rond hem
een kring van aanzienlijke burgers die door zijn
gedachten werden geboeid. De gebroeders Van
Foreest, Pieter, Nanning, Dirk en Jacob, waren
daarbij, maar ook Gerrit, Adriaan en Cornelis van
de Nieuburg, Philips Cornelisz. Boom, Floris van
Teylingen en Adriaan Doedes. Allen leden van
bekende Alkmaarse geslachten
Een aantal jaren bekleedde Cooltuyn het
pastoorschap in Enkhuizen, waarbij hij
ternauwernood aan een vonnis van de gevreesde
inquisitie ontkwam. Daarna keerde hij naar
Alkmaar terug.
Toen pastoor Zas overleed, werd Cooltuyn pastoor
van de Laurens Kerk. Dit was echter slechts van
korte duur, omdat een aantal parochianen een
klacht tegen hem had ingediend. Hij preekte wel,
maar las de mis niet. De rooms-katholieke
kerkelijke overheid ontsloeg Cooltuyn, die nog net
aan een arrestatie wist te ontkomen door naar
Emden te vluchten. Daar schreef hij als een soort
verdediging in 1558 het boek "Dat Evangeli der
armen'. Later werd hij er predikant.
De titel van Cooltuyns boek geeft al aan dat hij ook
onder de eenvoudiger Alkmaarders aanhangers
moet hebben gehad. De mandenmaker Albert
Gerritsen bijvoorbeeld was een overtuigd volgeling
en verdedigde hem fel tegenover iedereen. Zijn
werkplaats was een trekpleister voor iedereen die
de hervorming was toegedaan. Ook Gerritsens
twee gezellen, Pieter Cornelisz. en de jongere Jan
Boven: Op31 mei 1939 werd
de deken E. P. Rengs
begraven. De
begrafenisstoet trok over de
Heilooërbrug bij het
Ritsevoort naar de
rooms-katholieke
begraafplaats Sint Barbara
in de Alkmaarder Hout.
Midden: Pas in het begin
van de 19de eeuw werd het
begraven in de Grote Kerk
om hygiënische redenen
verboden. Vóór die tijd
lieten vooral de notabelen
zich in de kerk begraven. In
1692 maakte L. Doomer
deze tekening van een
begrafenis in de Grote Kerk.