belangstelling voor de geneeskunst ontwaken. De
jonge Cornelis ging in de leer bij een chirurgijn en
deed met succes examen. Toch bevredigde dat hem
niet, hij wilde arts worden. In Leiden doceerde in
die jaren een beroemd medicus en Cornelis vertrok
in 1665 naar Leiden en schreef zich daar in als
student. Twee jaar later promoveerde hij en
vestigde hij zich weer in Alkmaar.
Aan de Oudegracht begon Bontekoe zijn praktijk.
Met afgunst zagen zijn collega's dat hij daar een
bloeiend bestaan opbouwde. Vooral de apothekers
konden zijn bloed wel drinken. Bontekoe liet zijn
medicijnen immers niet door hen bereiden, maar
maakte deze zelf. Hiervoor gebruikte hij
ingrediënten als urine, hoornen van herten, wratten
van paarden, elandsklauwen, bijen, pissebedden en
ga zo maar door.
Aan de Alkmaarse periode kwam vrij snel een einde
nadat zijn ongelukkig huwelijk door echtscheiding
44 werd beëindigd. In een tijd dat scheiding uiterst
sporadisch voorkwam, nam de Alkmaarse
gemeenschap hem dat bijzonder kwalijk. Bontekoe
kreeg genoeg van het schandaal dat hierover werd
gemaakt en vertrok in 1672 naar het tolerantere De
Rijp. Daar verdiepte hij zich in de geschriften van
de nieuwe en omstreden filosoof René Descartes.
Gewapend met zijn nieuw verworven kennis liet
Cornelis zich opnieuw aan de Leidse universiteit
inschrijven. Daar ontpopte hij zich als een fel en
geducht spreker, die grote onrust in de universitaire
gemeenschap teweegbracht. Niet alleen op
filosofisch, maar ook op medisch gebied raakte
Bontekoe zeer omstreden. Hij keerde zich tegen
het aderlaten en het op grote schaal toedienen van
laxeermiddelen, wat toen zeer gebruikelijk was.
Omstreden was ook zijn liefde voor de thee, die hij
aanprees als een middel ter voorkoming en
genezing van vele kwalen. Boze tongen beweerden,
dat Bontekoe thee propageerde na te zijn
omgekocht door de Oostindische Compagnie, die
Linksboven: Met de hygiëne
was het in het verleden soms
droevig gesteld. Op deze
tekening van C. Pronk uit
1729 zien we rechts vooraan
een man die staat te urineren
in een open riool.
Midden: Ook de
ongedempte Laat deed
dienst als open riool en was
als zodanig een kweekbak
van ziektekiemen. In 1870
nam de gemeenteraad het
besluit deze gracht te
dempen. In 1894 werd, toen
de bestuurders het belang
van de openbare hygiëne
waren gaan beseffen, een
diepteriool in de straat
gelegd.
Rechtsboven: Gebrekkige
riolering was vaak een van
de oorzaken van
onhygiënische
omstandigheden. Op deze
foto van omstreeks de
eeuwwisseling zijn de
gevolgen van een flinke
plensbui in de Ramen te
zien. Het water was
afkomstig van het hoger
gelegen Doelenveld.
Dergelijke geregeld
terugkerende
overstromingen waren, in
het bijzonder waar het water
de huizen binnenliep, niet
echt bevorderlijk voor het
leefklimaat. Vocht is een
grote vijand van de
volksgezondheid.