Linksboven: Op deze gravure zien we een chirurgijn aan het werk. De gravure werd begeleid door de volgende spreuk: "t Hert eist te sijn verbonden, van doodelijke wonden Rechtsboven: Voor het aderlaten werd ook wel gebruik gemaakt van bloedzuigers. De bloedzuigers zette men dan op de arm van de patiënt. Hadden ze zich volgezogen dan vielen ze er vanzelf vanaf. In het midden van de 19de eeuw waren er verschillende kwekerijen in ons land voor de zogenoemde medicinale bloedzuigers. Hier zien we een rekening van een groothandel in bloedzuigers voor een Alkmaarse apotheker. Midden: Hoewel het aantal gewonden tijdens het Spaanse beleg van Alkmaar in 1573 niet buitensporig hoog was, hadden de chirurgijns handen vol werk om aan de vraag naar verzorging te kunnen voldoen. Een chirurgijn klaagde erover dat er zoveel gewonde soldaten bij hem werden gebracht, 'dat hij hem nauwelijks heeft mogen wenden of keren en hebben hem gedreigd te steken en te slaan, mits dat elk voor een ander heeft willen verbonden zijn'Dit heeft de Alkmaarse kunstenaar Alexander VerHuell, die van 1822 tot 1897 leefde, willen uitbeelden in dit aquarel. In het midden staat, in het zwart gekleed, de wanhopige chirurgijn, die van alle kanten wordt bedreigd door gewonden die allen het eerste verzorgd willen worden. aan. Ook kreeg een kies- en tandmeester toestemming zich in de stad te vestigen. Daarnaast hielden talloze beunhazen en kwakzalvers zich bezig met geneeskunde. Kwakzalvers trof men voornamelijk aan op kermissen en jaarmarkten. Vogels van diverse pluimage vormden deze groep: van regelrechte oplichters tot personen die heel bekwaam waren in het behandelen van bepaalde kwalen. Een typische beunhaas van het slechte soort was Lucas Cuyldert, die in 1658 in de Korenstraat woonde. Hij stelde bij een echtpaar dat aan scheurbuik leed, syfilis vast en schreef een afschuwelijke drank voor. Deze pakte vooral slecht uit bij de vrouwelijke helft van het echtpaar. 'Haar hele lichaam was geel uitgeslagen geworden en haar tanden en lippen zagen zo zwart als een schoorsteen'.Toen een uur vóór haar dood de zoon opnieuw een drank van Cuyldert kwam toedienen, reageerde zij: 'Als die man hier was, had ik hem op zijn kop geslagen, omdat hij mij zo'n gemene drank heeft gegeven'. Van een heel ander kaliber was Jacomijntje Melis uit Koedijk wier hulp meerdere malen werd ingeroepen door Alkmaarders die bij de gevestigde medici geen soelaas vonden. Zelfs het stadsbestuur maakte in 1677 van haar diensten gebruik, toen zij opdracht kreeg een vrouw van de pokken te genezen. Jacomijntje slaagde waar anderen faalden en werd met tien zilveren ducaten beloond. Ziekenverzorging geschiedde bij voorkeur thuis. Behalve doktoren hielden ook particulieren zich daarmee bezig. Naast de eigen familie gold ook burenhulp als een morele verplichting. Een speciale groep vormden de klopjes. Zij waren oorspronkelijk rooms-katholieke vrouwen die na de Hervorming opdracht kregen geloofsgenoten op te roepen voor de toen verboden katholieke kerkdiensten, die in het geheim werden gehouden. Zo'n oproep geschiedde met een klopje op de deur. Vandaar de

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1987 | | pagina 11