Linksboven: Op deze
tekening van ARademaker
uit 1725 is de Geester- of
Bergerpoort aan het einde
van de Gasthuisstraat
afgebeeld. Alkmaar kende
in die tijd verschillende
poorten, zoals de
Friesepoort, de Boompoort,
de Kennemerpoort en de
Nieuwlanderpoort. Door
deze poorten kon de stad
erover waken wie er
binnenkwam of wie eruit
wilde vertrekken. Heel
belangrijk waren de poorten
voor de bestrijding van de
belastingontduiking.
Belasting werd in die tijd
namelijk vooral geheven op
consumptiegoederen en veel
handelaren probeerden die
illegaal de stad in te
smokkelen. Degenen die
over het water kwamen,
kregen te maken met de
Accijnstoren aan de
Bierkade.
Rechtsboven: Gezicht op
het Ritsevoort aan de zijde
van de Kennemerstraatweg
in 1890. Nieuwsgierige
voorbijgangers slaan het
werk van de fotograaf gade
op de Heilooërbrug. Op de
plaats van deze brug stond
tot 1867 de Kennemerpoort.
Onder: Eén van de mooiste
poorten die Alkmaar kende
was de Friesepoort,
waarvan we hier het
buitenste deel zien. De poort
speelde een belangrijke rol
in de strijd tegen de
Spanjaarden in 1573. Ook
deze poort viel in de 19de
eeuw ten slachtoffer aan het
sloopspook.
9
een uithoek kwam te liggen, is duidelijk. Deze
vorsten hadden bovendien veel geld nodig voor hun
voortdurende oorlogen, zodat de belastingen
steeds drukkender werden. Dat de Kennemers en
Westfriezen, die elkaar wekelijks op de Alkmaarse
markt ontmoetten, hun hart luchtten over zoveel
beroerdigheid, lijdt geen twijfel. En dan kon het
gebeuren dat in deze eeuwen overal in het lage land
grote vuren opvlamden, ten teken dat de bevolking
in opstand was gekomen. Doorgaans waren het
voornamelijk de boeren en de poorters uit de lagere
volksklassen die openlijk in verzet kwamen en hun
aandeel leverden in de reeks gewapende conflicten
die met de verzamelnaam Hoekse- en Kabeljauwse
twisten worden aangeduid. Het waren conflicten
waarin allerlei belangen door elkaar liepen. De
landadel voelde zich bedreigd door de opkomst van
de steden. Het lagere volk in de steden, dat zware
belastingen moest betalen, werd overheerst door de
rijke burgers - vreemdelingen vaak - die door de
graaf van Holland op de bestuursposten waren
geplaatst. De plattelanders werden eveneens zwaar
belast en hadden veel van de oorlog te lijden. Ook
in Alkmaar speelde zich heel wat af.
1
We lezen over opstandige burgers die in weerwil
van het verbod gewapend over straat liepen en de
stadsdienaren bedreigden. Ook verhinderden zij
het gerecht zitting te houden, mishandelden leden
van het stadsbestuur, sloegen een schoutendienaar
in zijn eigen huis dood en beschoten de baljuw
(hoofdschout) van Kennemerland met pijlen toen
deze zich in een herberg verpoosde.
In het conflict tussen Filips van Bourgondië en
Jacoba van Beieren, die beiden aanspraak op
Holland maakten,, koos Alkmaar de zijde van de
gravin. De Bourgondiër trad echter als overwinnaar
uit de strijd en zijn straffende hand viel zwaar op
Alkmaar. Alle privileges werden ingetrokken, de
stad moest een boete van 8000 gouden kronen
betalen, poorten en wallen moesten worden
gesloopt en tenslotte moesten tien gijzelaars
worden geleverd. Vele burgers waren gevlucht en
werden tot balling verklaard, wat
verbeurdverklaring van hun eigendommen
betekende. In 1445 mocht men weer poorten en
wallen makenmaar het zou tot 1456 duren voordat
de stad volledige vergiffenis ontving. Ook onder de
opvolgers van Filips bleef de onrust aanhouden.
Toen in 1481 Leiden in opstand kwam, sloeg de
vonk over naar Noord-Holland en duurde het
maanden eer de rust was hersteld.
Tien jaar later kwamen Kennemers en Westfriezen,
getroffen door misoogsten, overstromingen en
hongersnood, massaal in verzet tegen de oplegging
van een nieuwe defensiebelasting, het zogenaamde