Vuren aan de horizon
schuldig. Met elkaar vormden zij het
stadspatriciaat, een tamelijk gesloten groep die de
belangrijke baantjes onder elkaar verdeelde.
De middeleeuwen waren een roerige tijd. Het
inheemse Hollandse gravenhuis stierf in 1299 uit en
in de komende drie eeuwen zou Holland bestuurd
worden door vreemde landsheren uit het
Henegouwse, Beierse, Bourgondische en
Habsburgse huis. Holland ging deel uitmaken van
steeds grotere staatkundige verbanden. Deze
machts- en gebiedsuitbreiding bereikte een
hoogtepunt in de zestiende eeuw met keizer KarelV
en diens zoon koning Filips II. Keizer Karei bezat
volgens de geschiedenisboekjes een rijk waarin de
zon nooit onderging.
Dat onder die vreemde heren het graafschap
Holland geografisch en bestuurlijk steeds meer in
Linksboven: De tussen 1470
en 1520 gebouwde Grote
Kerk op een drukke
zondagmorgen. Op deze
tekening van C. Pronk uit
1727 zien we dat de
kerkdienst net is afgelopen.
De kerkgangers babbelen
nog wat na, wandelen naar
huis of maken zich op om in
de gereedstaande koets of
slee te stappen. De slede met
haar metalen glijders was
reuze handig voor dames
met hoepelrokken. Omdat
zij zich zo laag bij de grond
bevond, werd het instappen
een stuk gemakkelijker.
Rechtsboven: De Kapelkerk
op de hoek van de Laat en
de Kapelsteeg. Zij heette
oorspronkelijk Onze Lieve
Vrouwekapel of Sint
Janskapel. Na de
Hervorming moesten de
katholieke namen echter
verdwijnen. De ouderdom
van deze kerk is in nevelen
gehuld. De geleerden
vliegen elkaar daarover al
sinds jaren in de haren.
Links: In 1865 kwam de
Dominicuskerk aan de Laat
gereed. Op deze unieke foto
is te zien dat de Laat nog
gracht was. In 1871 werd
deze gracht gedempt. Zou
het niet aardig zijn van de
Laat opnieuw een gracht te
maken? De
Dominicuskerk, die
ontworpen is door de
beroemde architect P.
Cuypers, verdween in 1985
onder de slopershamer.
geleidelijk de invloed van schout en schepenen
werd teruggedrongen, zodat voor hen tenslotte
alleen de rechtspraak overbleef. In later eeuwen
werd het gewoonte dat de raad een lid van het
stadsbestuur voordroeg als schout, zodat het niet
meer kon gebeuren dat iemand van buiten naar
Alkmaar werd gestuurd. Hiermee kwam tevens een
einde aan de verpachting van het schoutambt, die
de graaf weliswaar een flinke duit opleverde, maar
waardoor de bevolking aan allerlei knevelarijen
blootstond. De schout moest immers zijn aan de
graaf te betalen pachtsom terugverdienen uit de
boeten die hij de burgers oplegde.
De drie (sedert 1588 vier) burgemeesters vormden
het dagelijks bestuur van de stad. Zij hadden
velerlei functionarissen onder zich, zoals de
thesaurier, de fabriekmeesters, kerkmeesters,
armmeesters, gasthuismeesters en ga zo maar door.
Al deze 'meesters' werden door burgemeesters en
raden aangesteld en waren aan hen verantwoording