Tien eeuwen Alkmaar,
de Alkmaarders en
hun rijke verleden
Al-meren
Redactie en samenstelling: drs. Menno van der Laan, prof. dr. Leo Noordegraaf,
drs. GerritValk en Els van Vliet-Mak.
Tekst: drs.W.A. Fasel.
Links: Op deze
19de-eeuwse gravure is de
Langestraat aan de
westzijde afgebeeld. Recht
vóór ons rijst de Grote of
Sint Laurens Kerk op.
Links zien we het stadhuis,
geflankeerd door 'het
Moriaenshooft'. Dat huis
was één van de
patriciërshuizen die de
Langestraat vroeger rijk
was. Het was de woonstraat
bij uitstek voor de
gefortuneerde
Alkmaarders. In onze eeuw
veranderde dat geleidelijk
en werd de Langestraat één
van de twee grootste
winkelstraten van onze stad.
Rechts: Het Waagplein
omstreeks 1900, met op de
voorgrond de kaasmarkt in
volle gang. In tegenstelling
tot heden vervulde de
kaasmarkt een economische
functie en was het geen spel
om de toeristen te vermaken.
In het jaar 1254, rpeer dan zevenhonderd jaar
geleden, kreeg het dorp Alkmaar stadsrechten. Dit
hield in dat het zich officieel stad mocht noemen en
verschillende andere voorrechten of privileges
ontving.
Toch had de jonge stad toen al een lange
geschiedenis achter de rug. Hier, op het uiterste
puntje van een hoger gelegen geestrug, die zich
uitstrekte tot bij Uitgeest, woonden al duizenden
jaren geleden mensen. Deze eerste Alkmaarders'
hielden zich onder meer bezig met landbouw, wat
gebleken is uit ploegsporen die diep in de grond zijn
aangetroffen. Ook uit de tijd toen de Romeinen in
ons land waren, zo omstreeks het begin van onze
jaartelling, zijn sporen van bewoning in de grond
gevonden. In de derde eeuw na Christus hield de
bewoning op deze plek plotseling op. Geweldige
overstromingen legden het gebied rond Alkmaar
voor eeuwen onderwater. En de Alkmaarders' van
het eerste uur trokken uit deze streken weg.
De geschiedenis van het huidige Alkmaar begint in
de tiende eeuw. Omstreeks 935 ontving de abdij van
Egmond van de graaf van Holland twee hoeven in
Allechmere. Groot zal Alkmaar toen niet zijn
geweest. Vermoedelijk bestond het uit een paar
boerderijen en vissershutten en niet meer. Kerkelijk
en bestuurlijk behoorde het gehucht onder Heiloo,
waar ook de parochiekerk stond. Ruim een eeuw
later was dat nog zomaar omstreeks 1075 begon er
het een en ander te veranderen. Alkmaar werd een
zelfstandig schoutambt met een eigen rechtsgebied
en een eigen parochiekerk, in plaats van de kapel
die onderhorig was aan de moederkerk te Heiloo.
De schout was de vertegenwoordiger van de graaf
van Holland. Samen met enkele vooraanstaande
burgers, de schepenen, bestuurde hij het plaatsje en
sprak recht.
Vanwaar deze afscheiding van Heiloo?