Volop gezapigheid
Verzorgende functie
Linksboven: Het versierde
Rijksopvoedingsgesticht
aan de Scheteldoekshaven
ter gelegenheid van zijn
50-jarig bestaan in 1907.
Rechtsboven: Binnenplaats
van het Burgerweeshuis aan
het Kerkplein in 1900. In het
midden staan de weesvader
en -moeder.
Midden: Een beeld van de
handwerkklas van de
Huishoud- en
Industrieschool in 1896 aan
de Oudegracht.
gelijkheid en broederschap waren allang verbleekt.
Met een zucht van verlichting nam men dan ook
afscheid van de Franse tijd.
Toen de Fransen verdwenen, werd de grote vraag:
Wat nu? Het land was verarmd, de koloniën voor
een deel verloren en de bevolking beu van alle
politiek geharrewar. Enkele verstokte reactionairen
meenden dat de tijd rijp was voor een terugkeer
naar de maatschappij van voor 1795.
PrinsWillem, de zoon van stadhouderWillemV, zag
wel in dat dit niet meer mogelijk was. Als koning
Willem I aanvaardde hij in 1815 de regering. Het
land kreeg een grondwet, die een jaar later
veranderd moest worden omdat Nederland en
België werden samengevoegd. Een grondwet die
veel macht toekende aan de nogal autoritaire
koning. In 1830 kwamen de Belgen in opstand en
vele Nederlanders, onder wie ook de nodige
Alkmaarders, trokken als soldaat, schutter of
vrijwilliger naar het zuiden om de 'blauwkielen'
mores te leren. De succesvolle opmars kwam echter
tot staan door ingrijpen van de grote mogendheden
Die stelden de scheiding van Nederland en België
voor, maar omdat de koning niet wilde toegeven,
sleepte de oorlogstoestand zich negen jaar voort.
Een algemene malaise was het gevolg, met name
omdat Willem I uiteindelijk toch het hoofd moest
buigen.
Terwijl in het buitenland al vóór 1850 de
industrialisatie met kracht ter hand was genomen
en vele spoorwegverbindingen tot stand kwamen,
was hier de tijd van diligence en trekschuit nog lang
niet voorbij. Alkmaar deelde volop in de
gezapigheid en ook tegenspoed bleef de stad niet
bespaard. Door de aardappelziekte van na 1845
werd niet alleen het volksvoedsel bij uitstek dat de
aardappel was, schaars en duur, maar ook andere
belangrijke levensmiddelen stegen daardoor flink
in prijs. De boeren gingen nog steeds ter markt,
maar zij, en niet te vergeten de Alkmaarse
middenstand, ondervonden de gevolgen van de
gevoelige koopkrachtdaling onder de volksklassen.
De armoede greep om zich heen en de toestand
werd er niet beter op toen in 1849 de Aziatische
buikloop, de cholera, ook in de kaasstad heel wat
slachtoffers maakte. De epidemie kreeg alle kans
omdat een gezondheidswetgeving ontbrak en het
met de drinkwatervoorziening, de
woningtoestanden en de hygiëne in het algemeen
droevig was gesteld. De grote aantallen bedelaars
die de burgers soms lastig vielen en tot veel
klachten aanleiding gaven, behoeven ons dan ook
niet te verbazen.
Toen aan het eind van de eeuw de machines in de
nijverheid hun intrede deden en fabrieken
ontstonden, begon de levensstandaard langzaam
wat te stijgen. De Alkmaarse markt die tussen 1880
en 1895 door een zware landbouwcrisis gedrukt was
geweest, kreeg door de stijgende welvaart nieuwe
impulsen. De industrialisatie zelf ging vóór de
Eerste Wereldoorlog overigens grotendeels aan
onze stad voorbij.
Al eerder in de vorige eeuw miste Alkmaar, zij het
op ander terrein, de boot. We doelen op de aanleg
van het Noordhollands Kanaal in de jaren