De stad breidt uit haardstedegeld opgelegd, inhoudende dat men voor elke stookplaats een bepaald bedrag betaalde. De pachter van deze gehate belasting was - wie anders - Claes Corf. Alkmaar was omstreeks 1450 al een echt stadje geworden dat kon beschikken over een raadhuis en een parochiekerk en waar verschillende gasthuizen, kloosters, begijnhoven en hofjes waren gesticht of op het punt stonden gesticht te worden. Na 1450 werden deVoormeer en Achtermeer gedeeltelijk drooggemaakt, waardoor nieuwe grond voor bebouwing beschikbaar kwam. Met palen en vlechtwerk werden rechthoekige percelen in het ondiepe water uitgezet, die werden volgestort met aarde en vuilnis. Aldus geschiedde ten zuiden van de Laat, waar de Achtermeer werd teruggedrongen. Hetzelfde gebeurde aan de oostkant, waar het Oostelijk Stadsdeel met de grachten Verdronkenoord en Luttik Oudorp ontstond. Ook de Laat werd in oostelijke richting doorgetrokken. Het gebied benoorden de Nieuwesloot werd langzamerhand dichter bebouwd en ook werd een stuk grond benoorden het Luttik Oudorp, dat oorspronkelijk tot Oudorp behoorde, in gebruik genomen. Uiteraard geschiedde dit niet van de ene op de andere dag. Zo werd bijvoorbeeld de ophoging van het Oostelijk Stadsdeel eerst in 1612 voltooid. Men maakt geen nieuw land om het vervolgens braak te laten liggen. Het lijkt er eerder op, dat het Alkmaar vanaf ongeveer 1450 niet slecht ging. Hiervoor pleit ook de bouw van de Grote Kerkdie in 1470 werd begonnen nadat een oudere (en kleinere) kerk twee jaar eerder was afgebrand, alsook de bouw van de Kapelkerk, die kort na 1500 op nieuwgewonnen land werd gesticht. Als er sprake is van 'economische bloei' dan betekent dit uiteraard niet dat iedereen daarvan profiteert. Voor de middeleeuwen gold dit nog veel sterker dan tegenwoordig. De inkomensverschillen waren toen groter dan thans en corrigerende maatregelen waren er nauwelijks, zodat sommigen schatten verdienden en anderen honger ledenEen misoogst bij voorbeeld betekende veelal honger voor het lagere volk, alsook een directe aanleiding tot opstanden en hongertochten, zoals die van het Kaas- en Broodvolk. Boven: Op dit prachtige schilderij van H. C. Vroom zien we de stad liggen vanuit de toen nog niet ingepolderde Schermeer. Vroom maakte dit schilderij in 1638, toen de Schermeer al wél een paar jaar was droog gelegd. Links aan de overkant van het water doemt de galg op, die het Alkmaarse rechtsgebied markeerde. Let ook op de vele molens die Alkmaar toen kende!. Links: In 1491 werd Alkmaar geteisterd door een groot oproer waarvan de deelnemers de naam 'Kaas- en broodvolk' kregen. Op deze gravure uit 1785 wordt door hen het huis van de rentmeester en belastinginner Claes Corf geplunderd en zijn knecht doodgeslagen. Midden op de rechterpagina: De officieren en de vaandrigs van de jonge schutterij, alsmede de kastelein van de Nieuwe Doelen op een schilderij uit 1593 van Cornelis Ketel. De schutterij was een soort stedelijk leger dat tot taak had de rust in de stad te handhaven en in geval van oorlog de verdediging der stad op zich moest nemen. Over de oudste geschiedenis van de schutterij is weinig bekend, maar al in 1325 waren jongemannen tussen de 18 en 26 jaar verplicht om er in dienst te nemen. De drager van de provooststaf is Harpen Rembrandtsz. ruitergeld. In het Hooge Huys te Alkmaar zetelde de rentmeester en belastingpachter Claes Corf, die zich zeer gehaat had gemaakt. Een menigte bestormde het Hooge Huys, maar Claes was niet thuis en toen wreekte men zich op zijn knecht, die dood bleef liggenHet volgende jaar trok een grote groep burgers en boeren uit Alkmaar en omgeving naar Haarlem, waar de graaf een steunpunt hadZij voerden tijdens hun hongertocht, zoals de opstand wel mag worden genoemd, vaandels met zich mee waarop een kaas en een brood waren geschilderd. Vandaar de naam Kaas- en Broodvolk. De tocht eindigde in een bloedig treffen met de grafelijke troepen waarin 232 Alkmaarders de dood vonden. De graaf was nu heer en meester in Noord-Holland. De privileges van Alkmaar werden opnieuw ingetrokken, poorten en wallen werden gesloopt en 25 poorters moesten blootsvoets en in hun hemd hun landsheer om vergiffenis smeken. Tot overmaat van ramp werd bij wijze van straf een

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Ach Lieve Tijd Alkmaar | 1987 | | pagina 10