verhuizen". Het huis was al schoon en de herrie, het spul, dat ik van thuis meekreeg stond er al snel in. Het was toen een mooi huis met twee slaapkamers, één boven en één beneden en ook nog een tuintje, dat ik zelf maakte. Toen we er voor het eerst met z'n tweetjes zaten, waren we er erg blij mee, al moest ik alle dagen om zes uur op brood te werk, maar daar had ik helemaal geen erg in. De baas deed weinig meer dan zeggen hoe het moest en dat wist hij heel goed als hij het zelf maar niet hoefde te doen. Ik moest een grote akker grauwe erwten zetten op Koedijk en kreeg een mannetje mee. Dat was drieëntwintig snees en dat moest klaar. De baas had nog een akker de Hoog van veertien snees (1 snees 250 m2), die hij zelf beplantte, maar daar ging een hele week overheen eer dat dat klaar was. Maar je was werkman en daar mocht je niets van zeggen en dat deed ik dan ook vast niet. Hij had nog een stuk land op Koedijk, zes kleine akkertjes, alles greppels en sloten en kanten en Toon moest er maar wat van maken. De ploeger regende er uit, dat was ook nog een strop en ik zei tegen de baas, dat ik de rest wel ging spitten, laat hem maar in zijn sop gaar koken zo'n beste ploeger is het ook weer niet. "Als ik u was dan betaalde ik hem maar de helft." Daar kwam nog heel wat herrie om. Toen hij weeks daarop kwam om de rest te doen, waren alle kanten en hoeken netjes en de rest ook gespit en vroeg aan hem, haal de eg er maar over dan is het mij goed hoor. Hoe mijn trouwerij verliep, daar zal ik nu enige letters aan verspillen. Op vier juni 1930 moest het gebeuren en ik kwam op drie juni thuis van het werk. Dan moest je eerst naar de pastoor, die moest er ook nog wat van zeggen. Er was er een voor me, een schoolmeester. Mijn vrouw moest toen eerst, maar die kende hij, dus die was heel gauw klaar. Toen moest ik en hij vroeg wat ik zoal gedaan had de laatste tijd. Na een kwartiertje gepraat te hebben, vertelde hij me dat ik wel kon gaan, want hij hoefde mij helemaal niets te zeggen. Op de huwelijksdag, die in Langedijk werd gehouden, op de kooldars, was het een uitgelezen mooie dag. Om één uur was het feest afgelopen. Omdat de bruid thuis de huishoudster was, had ze overal voor te zorgen en dat was ook die dag het geval. Er moest voor die dag nog het een en ander geleend worden en omdat ze wegging, wilde ze alles tot in de puntjes afwerken. Er kwam ook nog bij dat er weinig geld was en nu ze wegging trok ze wel erg aan haar gunstigste eind, wat haar zus niet zo erg aanstond. Maar die zei ook, je hebt net zo min wat gevangen als ik, dus doe je best maar hoor meid, en de vlet werd daags erna, al was het dan zondag, onder de luifel zo met van dit en van dat gevuld. Er was een oud buurvrouwtje overleden en daar had ze nog een heleboel oud spul voor een beetje gekocht, een bed, vier stoelen en een tafel en dat was al heel mooi. Het hoopte zich op in de vlet en ze zocht het hele huis af wat van haar was en ging mee naar het dorp Warmenhuizen. Ik daags erop kloeten naar Warmenhuizen, het meisje, nu mijn vrouw, ging ook mee in de vlet. Een fiets en alles wat van haar was had ze erin gedaan en ook een zak turf had ze zich toegeëigend. Toen we enkele mensen passeerden kwamen er de nodige praatjes van. "Nou Toon is dat 'r nou" en dan zei ik "Het zal wel gaan hoor, ik probeer het". Alles werd opgesteld en het niet zo heel jonge paar werd verwelkomt door de buren. Ze stonden allemaal op de kant te gluren en ze wisten er allemaal wat van te zeggen. Maar Toon en Anna trokken zich nergens wat van aan en toen alles netjes in huis was en mijn vrouw haar eerste kopje koffie zette zei ze "Dit is toch wel wat anders dan op Langedijk, Toon". Ik zal er nog veel aan denken, wantje denkt wel datje het gewonnen hebt als je pas getrouwd bent, maar in je binnenste denk je wat ben je begonnen en wat zal de toekomst zijn. Mijn vrouw stond nog veel naar Langedijk te kijken, dat kon je vanaf de slootkant zien, en dacht ook vaak, wat ben ik begonnen. Maar als het eten klaargemaakt was en lekker smaakte en rust na arbeid, waren we toch wel gelukkig. We waren een week of drie getrouwd toen de zuster van Anna, waar ik het niet zo op had, een dagje te gast kwam. Anna was vreselijk nieuwsgierig. In die tijd reed er nog een gastenbus van Schoort naar Zijdewind en tussenliggende plaatsen. Het was die dag (12 juni 1930) ontzettend slecht weer. Er kwam een donderbui die zo erg was dat een café op Tuitjenhorn verbrandde en van de akkers die het laatst met kool waren gezet, was de hele bovenlaag afgestroomd. In de sloten lagen hele dammen van grond van de akkers. De eerste twee dagen kon je niets beginnen op de akkers, zo had het geregend. Het viel Anna's zuster nogal mee dat wij ons zo goed konden redden zonder geld, want we hadden helemaal niets, -6-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2011 | | pagina 8