BELEVENISSEN VAN ANTOON SPAANSEN, DEEL 4 Vervolg van de belevenissen van Antoon Spaansen, geboren in 1904, overleden in 1991, geschreven begin 1979. De teksten tussen haakjes zijn toevoegingen van de redactie. Eerst nog de laatste regels van het vorige deel. maar eerst de mooie Zuid-Scharwouder kermis beschrijven. Zondag te gast en omdat ik goed verdiende als opperman, was de knip wel gevuld. Ik had vijf maanden, nadat ik veertien dagen in marinedienst was geweest, begin september al van het rijk mijn onkosten en een maandloon van de marine gevangen en omdat het zo rot gegaan was, dacht ik, die centen maak ik met Zuid Scharwouder kermis lekker op. De soldaat was al heel gauw los en leende vijf pop van me, die ik nooit terug heb gehad. De soldaat, hij was wat jonger dan ik, vroeg wat heb ik zoal gedaan had in mijn jonge jaren, toen ging ik aan het opsommen en het was al gauw tegen de zus van Anna, zou het allemaal wel waar wezen Van mijn elfde tot twaalfde jaar tuindersknecht, daarna gebombardeerd tot vissersknecht, van mijn dertiende tot veertiende jaar werkte ik thuis met mijn vader op de akker. Van mijn veertiende tot vijftiende jaar verhuurde ik mij tegen tien gulden als tuindersknecht. Van mijn vijftiende tot mijn zestiende kwam ik te werk bij een brandstoffenboer, tot mijn zeventiende hetzelfde, maar dan de veel drukkere fouragehandel erbij. Dat heb ik gedaan totdat ik achttien en een halfwas want mijn concurrent was de auto. Er was weinig werk en ik was een halfjaar boerenknecht en een halfjaar overzetknecht. Toen werd ik schipper, en dat hield in datje stenen en grind moest lossen en laden en dat was ook nieuw voor me. Nog een vak dat ik moest leren was opperman en dat verdiende echt niet zo slecht. Maar ik kreeg een beetje vaste verkering. Als je zo'n beetje die hele familie tegen je hebt, behalve het meisje, en dat was voor mij toch het beste, voel je je soms beroerd, maar je was jong en liet je niet kisten en je vecht door. Het meisje vocht er ook voor en we kwamen daar zodoende niet zoveel. Anna zei, laten we maar gauw een woning zoeken, dan gaan we maar trouwen en dan zijn we overal vanaf, want we gaan waarschijnlijk toch naar Warmenhuizen. Toen ik haar vader vroeg of ik haar mocht trouwen, verkondigde de arme tuinder dat ik wel mocht trouwen met haar, maar dat ik wel vast werk moest hebben en daar had ik nou helemaal geen behoefte aan. Toen Anna met mijn moeder praatte zei die "Toon is haast nog nooit zonder werk geweest en dat zal als hij getrouwd is ook wel zo lopen, maar als je vader dat persé wil dan zal hij daar ook wel zijn best voor doen. Je bent al niet zo jong meer en Toon is ook al 26, dus zet er maar een beetje vaart achter, al zal ik hem wel missen, want dan hebben we minder inkomsten". Ik gaf namelijk nog altijd mijn verdiende geld over en had een potje omdat we veel thuis waren en dat kost weinig. Dat was de winter van 1929 - 1930 en of het zo moest wezen, ik kreeg een vaste baas. Nu het laatste probleem, dat was natuurlijk een woning, maar ook dat liep mee. Ik had mij zoals het vroeger ging op twee februari verhuurd en eind januari wist ik een huis te begaan. Een vader ging uit de zaak en verhuisde naar Velzen, de zoon kwam in zijn huis, zodat het zijne te huur was, al was het wel een beetje duur. Ik ging per week drieëntwintig gulden verdienen en moest vier gulden huur betalen, maar het was toen al niet veel beter als nu, er kwam geluk bij te pas als je iets begaan kon. De kool was helemaal niets waard, op tien mei bracht ik de laatste kool weg voor zes gulden de ton en er was kool bij die de helft kleiner was als toen ze werden gestapeld op de dors. En toen ik een tijdje werkman was kwam de datum van ons huwelijk in zicht. Op vier juni 1930 moest het gebeuren. De kool was in de grond, dus was het niet zo druk. De baas zei "dan is het daags voor Hemelvaart en dan kom je vrijdag ook maar niet, dan kan je mooi Helemaal links Antoon Spaansen -5-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2011 | | pagina 7