kon niet naar huis. Dat stond me slecht aan en ik besloot na zes weken weg te gaan. Vroeger was het zo dat als je het niet kon vinden met je baas, je of meteen wegging, of nog zes weken werken. Voor de Zaan had ik een vracht stenen die gelost moest worden, en mijn baas kwam daar ook. We moesten de stenen lossen bij de petroleumfabriek aan de Nauernasevaart. We hadden samen 100.000 stenen in de twee motors. Maar helaas was er staking. De stenen waren bestemd voor een welgestelde aannemer. Daar lagen we, er waren geen lossers. Toen kwam de aannemer en die vroeg of wij de stenen niet wilden lossen voor twee gulden de duizend. We hadden niets anders te doen dan ze op de lorrie te zetten. Die baas was er bot om verlegen en opperlui haalden ze prompt weg. Wij aan het werk en in twee dagen stonden alle stenen op de lorries. Toen knepen we hem wel een beetje want mijn baas zei, en nou zeker niet vangen. Maar de aannemer kwam en zei hier heb je twee briefjes van honderd en erg bedankt. Hij kon doorwerken als het tenminste niet ging vriezen, want het was al december. Wat was ik rijk met die honderd gulden. Vrijdagavond voer Jan met de motor achter mij aan naar Edam. Het was vijf december en ik ging met het spoor naar Alkmaar. Het was weer geen vetpot thuis als het wat vroor. Ik besteedde de helft van de honderd pop aan cadeautjes voor thuis. Ik had zoveel voor de vijftig gulden dat ik het niet eens dragen kon. Dekker de vrachtrijder die naast ons woonde toen we verhuisd waren, bracht op Sint Nicolaasavond de hele reut thuis en een grote pot met chocolademelk erbij. Wat hadden we een mooie avond deze keer en niemand had erop gerekend. Een week of vier erna raakte ik bij de schipper weg, maar het was een mooie tijd. Toen ik weer goed en wel thuis was, kwam er weer werk van de steenfabriek in Schoorldam. Er moesten stenen geladen worden op schepen. Alles ging toen nog per schip, want de zwaarste vrachtwagen kon maar drie ton doen en de meeste wagens waren lichter. Met Kerstmis was er bioscoop in Tuitjenhorn in het AHOJ gebouw. Er waren allemaal jongelui aanwezig. Toen het moest beginnen viel de stroom uit. Het dansen erna ging ook niet door. Ze zeggen altijd tien minuten donker voor de jongelui, maar dit duurde veel langer. Dus ik met het een heel stel op moeder Spaan aan, die zat dus de hele avond met een heel stel jongelui opgescheept waar ze helemaal niet op gerekend had. Toen werd het weer voorjaar en kregen we allemaal weer wat werk. En daarna was het ook weer zomer met zijn kermissen en pretjes. Met Truus raakte het uit en ik was wel een beetje teleurgesteld, want zo wild als vroeger was ik ook niet meer. Van verveling ging ik nogal eens de kroeg in, maar dat is ook niet zo best, want je raakt er zo gauw aan verslaafd en dat zag ik gelukkig op het eind zelf ook wel in. Ik had een bruiloftje in zicht, neef Piet ging trouwen met Marie Mochtel en ik mocht komen als ik de familie reed want Zijdewind was moeilijk te bereiken. Oom Cees en tante Trijn, de oude T. Pronk en zijn vrouw, Piet en zijn Opa, dus gingen wij met zijn zessen in de kapwagen van Strooper ter bruiloft. Er was een pittig Amsterdams meisje waar ik wel zin in had en daar heb ik ook een gezellige dag mee gehad. Een zuster van Marie was ook getrouwd en die kon ze echt bruin bakken. Daar hebben we vreselijk om gelachen. Ze vertelde, jullie geloven het toch niet maar als een meisje uit Amsterdam is getrouwd heeft ze niks anders aan dan een lange nachtpon, en nog meer van dat soort geintjes. Op de terugweg hebben we er ook nog erg om moeten lachen. Ik ben nog een keer bij het meisje in Amsterdam geweest, ze woonde op de Jacob van Lennepkade 36 maar daar zette ik toen ook een punt achter. Piet kwam in een nieuw huisje aan het laantje te wonen en daar ontmoette ik die getrouwde zuster nog wel eens. Wordt vervolgd. -27-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2010 | | pagina 29