Dat ik daar nog levend vandaan ben gekomen,
mag een wonder wezen. Want de mannen bij de
K.N.I.L. keken niet zo krap, er was elke dag wel
actie.
Zo moest ik o.a. patrouilles wegbrengen de
rimboe in. Op een keer kregen we
beschietingen onderweg. "Doorrijden", zei de
luitenant. De soldaten die achterop zaten
schoten terug. We kwamen ver in de rimboe
aan. De soldaten gingen van de auto af en
moesten lopend in de nacht via omwegen weer
terug naar de kazerne. De luit zei: "Sam, nu
moet je alleen weer terug". Ik zei: "Dat durf ik
niet". Hij antwoordde: "Je mag ook hier blijven
staan, maar dan slachten ze je misschien af,
want wij komen hier niet meer terug. Als ze
beginnen te schieten, zo hard mogelijk
doorrijden". Met angst in mijn keel reed ik snel
terug. Of er geschoten is weet ik niet, want de
auto ging zo te keer dat ik niets heb gehoord.
Toen ik terug was moest ik me melden bij de
commandant. "Gelukkig datje weer terug bent"
zei hij "anders hadden we je moeten zoeken".
Ja, bij de K.N.I.L. deden ze wel vaker dat soort
acties, zoals bijv. kampongs doorzoeken waar
waarschijnlijk wapens en bendes zaten.
Het enige fijne was, dat er voor mij speciaal een
baboe was, die voor mij waste en eten kookte.
Dus ik werd daar verwend. Echter het werk was
een verschrikking met al dat vechten en
geschiet.
De kanonnen mee op oefening.
Bij de militaire politie in Soemadang
(Sumedang)
Toen ik ongeveer vier weken terug was in
Cheribon, vroegen ze chauffeurs bij de M.P.
(Militaire Politie). Dat werd mijn volgende basis.
Ik kwam in Soemadang aan met allemaal
vreemden en Ambonezen. Al snel werd ik
chauffeur bij de inlichtingendienst, samen met
een Ambonees, die meereed voor de bewaking.
Wij zwierven door heel West Java, waar ik ook
al eens eerder met 2 R.V.A. en de K.N.I.L. had
gezeten.
Na daar een tijd gewerkt te hebben, bewaakten
we op een dag een verkeerskruispunt. Er kwam
toen plotseling een meisje aangelopen, die mij
gelijk om de nek vloog. "Toean Sam", zei ze. "Ik
heb je lief, waarom ben je weggegaan naar de
M.P.?" De wachtmeester die dat zag zei: "Wat is
dat?". Ik antwoordde dat zij mijn baboe uit
Cheribon was. We beloofden elkaar van
allesDaarna ging ze weerweg. Na de
soevereiniteitsoverdracht gingen er veel KNIL-
militairen deserteren met materiaal als auto's en
wapens naar de Indonesische Siliwangie divisie
en wij moesten daar achteraan, het leek wel een
wildwestfilm. Bij de M.P. had ik altijd bewaking
bij me, een Ambonees. We zaten daar met twee
blanken, de rest waren Ambonezen en
Madoeronezen. Dat waren echte vuurvreters,
zei niets van de koningin of iets dergelijks want
dan had je de grootste problemen. Ik kon het
trouwens goed met mijn maat hebben, want hij
ging voor mij door het vuur.
Wij waren ingedeeld bij de marechaussee, maar
die kwamen niet in die buitenposten. Ik ben
nooit in de stad gelegerd geweest, maar altijd in
de rimboe waar de marechaussees niet
kwamen of niet durfden komen. Die liepen een
beetje in de stad de orde te handhaven.
Later moesten we samenwerken met de P.M.
(Politie Militair van T.N.I., het Indonesische
Leger) om ze in te werken in de rimboe. Daarbij
hoorde o.a. het opgraven van mensen in de
kampongs. Mensen die met een klewang of met
een kogel vermoord waren. We moesten
militairen of burgers uit de kampong daar
opdracht voor geven. Tijdens het opgraven
kwam het voor dat er militairen flauw vielen. Dat
waren jongens die nog niet veel ervaring
hadden. Maar mijn maat, de Ambonees en ik
hadden daar geen last meer van. Ook moesten
we een keer naar een kamp van de Siliwangie
divisie. Om rottigheid te voorkomen mochten de
Ambonezen toen niet mee. De officieren
moesten met elkaar praten. De P.M. reed
voorop en wij reden er achter aan, dwars door
hoge varens en dwars door de rimboe.
We kwamen bij een groot kamp van de
Siliwangie in de omgeving van Koeningan, waar
veel acties zijn geweest.
-20-