van Schagen in de buurt van de Grote
Keins of Leeuwenhorn en heette in
vroeger tijd Leunspih (hoek-spits). Leeuwe
betekend geloof. Tevens was er vlakbij de
Kleine Keins aan de Westfriesedijk een
bedevaartplaats met een kapelletje en een
waterputje uit 1519. Dit kapelletje werd
gebouwd door de Heer van Schagen en
genoemd naar Isidorus van Sevilla. Na de
Reformatie zijn kapelletje en putje
verwoest rond 1585. Het kapelletje is
opnieuw gebouwd in 1954, in 1956
ingewijd en is nog steeds te bezoeken.
Tegenwoordig wordt het kapelletje
genoemd O.L. Vrouw op de Keins.
Doorsnee van de duiker, bron Westerheem 1972.
Het verleden geeft enige informatie over het
aanvragen en het verlenen van octrooi tot het
leggen van een groter Verlaat in de Oude
Schoorlse Zeedijk.
De dijkgraven en waarschappen van het
Geestmerambacht en Schoorl blijken in 1563 bij
het aanvragen ook zeggenschap te hebben. De
noodzaak voor het leggen ervan wordt als volgt
omschreven.
Op het recht van de impost (belasting) die de
supplianten (verzoekers) begeerden op te
stellen den selve supplianten genegen werende
tot haar bede ende begeerten, hebben gegunt,
geoctrooieerd ende accorderen uit onze
sonderlinge gratie bij dezen.
Dat zij het Verlaat boven geroerd zullen mogen
leggen in de dijk tot haren comoditijd
(verplaatsing) ende gerief. Te weten in de
Oudendijk van het Geestmerambacht bij
Crabbendam (hoek Trambaan/Westfriesedijk)
om buurluiden ende metter lijf hun coren ende
granen gerieflijk op Alckmaer ende andere
plaatsen te mogen brengen so voorsijt is.
Rekerdam.
Vanaf 1264 wordt de Rekerdam dus aangelegd
bij Krabbendam. Daarvoor lier) de Rekere
(eerste vermelding in 1094 als Richara) in de
toenmalige Sipe (Zijpe)-(sipe is geul en
wegsijpelen van water is ook sipe).
Het eindigde via het St.Maartenszwin bij
St.Maarten naar de Kleine Keins boven
Schagen in de toenmalige Zuiderzee waar toen
ook de nederzetting "Kinlosun" lag. Dit was de
grens tussen Kinheim (Kennemerland) en de
gouw Texel. De uitloop van de geul was noord
In 1264 wordt er geschreven "in Scoirle
dien dijc die tusschen die nieuwe havene
leghet ende Rekeldamme". Met "Scorle" wordt
bedoeld de banne (rechtsgebied) van Schoorl.
Dus in die tijd was het gebied aan de westzijde
van Krabbendam van Schoorl. Met "dien dijc"
wordt een klein gedeelte bedoeld van de
Ommeloop en was bij het toenmalige haventje
in de hoek van de dijk westelijk van deze terp
(no. 7).
In een oorkonde uit 1421, waarin Jan van
Beieren aan Jan van Egmont een gebied in leen
geeft met onder andere de volgende begrenzing
"an Bergheban (lees Krabbendam) voirt die
noertzyde optreckende an die zuytside van (het
land) Nuwendoren an die sluzehoirn
(sluizenhoek)". Deze sluis werd gedempt in
1320, maar weer gevonden in 1961 door Cees
Wagenaar en lag ten oosten van deze terp (no.
4)-(zie ook "Zicht op Haringcarspel" no. 33).
Het sluiten van de Oude Schoorlse Zeedijk in
1519 gaf ook veel problemen. Oudere mensen
in dat jaar konden zich nog herinneren, dat er in
de toen nog niet gesloten dijk nog vijf grote
gaten zaten waarin veel gevist werd. Dit zal dus
rond 1480 geweest zijn.
Na het definitief sluiten van de dijk moesten er
Heemraden worden aangesteld om het beheer
van de dijk. Die werden gekozen uit de
inwoners van Schoorl natuurlijk, uit inwoners
van het 1e Krabbendam dat toen nog in de Zijpe
lag en uit het 2e Krabbendam die ook veel land
achter de gesloten dijk hadden in de
Zijpepolder. In die tijd woonde men in de Zijpe
nog op de daar aanwezige terpen.
-26-