Van Kerkwijk schreef daarover dat men 'zelfs de fijnste werkzaamheden, kon uitvoeren' en 'het fijnste potloodschrift' nog te lezen was als je met je rug naar het licht stond. Kinderdijk Steden volgden. Buitenlandse ondernemingen startten te Rotterdam in 1883 de eerste elek triciteitsbedrijven. Amsterdam en Haarlem kregen in 1916 hun eigen elektriciteitsvoor ziening. Omdat de provincie Noord-Holland vreesde dat het platteland zou achterblijven stichtte het in 1917 een eigen bedrijf: het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf van Noord- Holland. Nijmegen kreeg als eerste stad in 1886 elektrische straatverlichting. In datzelfde jaar kreeg ook het dorp Kinderdijk elektriciteit. Een ondernemende autodidact Willem Smit had goede contacten met de scheepsbouwer Smit uit Kinderdijk. Willem plaatste elf straatlanta rens en realiseerde 130 aansluitingen met in totaal 300 lichtpunten in Kinderdijk. Het mini mum aantal om zijn bedrijf te starten. Doordat een groot aantal huizen eigendom was van de scheepsbouwondernemer konden de bewoners niet weigeren. De huishoudens betaalden elf tot vijftien gulden per lamp per jaar. Dit was inclusief de gloeilampen, die het bedrijf zelf kwam vervangen als ze stuk gingen. De verlichting was nog wel gebrekkig. In de volksmond noemde men de straatlantaarns 'gloeiende spijkers', omdat ze zo weinig licht gaven. En als in het huis van de scheepsbouwer Smit de elektrische lift gebruikt werd, brandden de lampen in alle huishoudens op halve kracht. Elektriciteitsbedrijven Kinderdijk was een zeer vroeg voorbeeld. Het zou nog bijna dertig jaar duren voordat elektrische verlichting in huis gemeengoed werd. Dat kwam pas goed op gang in de Eerste Wereldoorlog. Gemeenten namen daartoe vaak het initiatief, sterk aangemoedigd door fabrikanten van elektrische apparatuur. De gemeentelijke elektriciteitsbedrijven sprongen als paddestoelen uit de grond. Om het aantal aansluitingen op te voeren, benadrukte men de voordelen van elektriciteit in huis. Vooral de argumenten van verminderd brandgevaar en minder verkleuring van meubels en wanden werden gebruikt om mensen over te halen. Tegelijkertijd konden de consumenten moeilijk afstand doen van kaarsen en gaslampen. De eerste elektrische lampen hadden daarom de vorm van een kaars. Er kwamen ook primitieve 'dimmers' op de markt, die het mogelijk moesten maken elektrische lampen lager te draaien. De 'regelweerstanden' waren helaas geen succes en men kon de lampen daardoor alleen op volle sterkte laten branden. In de Eerste Wereldoorlog was het tekort aan kolen en gas reden om versneld op elektriciteit over te gaan. De elektriciteitsbedrijven konden meer energie uit dezelfde hoeveelheid kolen krijgen, dan de gasbedrijven. Na de oorlog steeg het aantal aansluitingen sterk. Onder andere, omdat veel elektrische huishoudap- paraten, zoals stofzuigers en strijkijzers op de markt kwamen of door de elektriciteitsbedrijven verhuurd werden. In 1930 behoorde Nederland tot de meest geëlektrificeerde landen van Europa. Hoogspanningskabels. Elektriciteit wordt opgewekt in fabrieken of centrales. In Kinderdijk gebruikte Willem Smit in zijn fabriek een stoommachine met drijfriemen om een dynamo in beweging te zetten en elektriciteit te produceren. Het leidingennet liep ondergronds. Bedrijven in steden en later de provinciale elektriciteitsfabrieken gebruikten stoomturbines om dynamo's in beweging te zetten. Allerlei brandstoffen werden daarvoor gebruikt, met name steenkool, aardolie, aardgas en later kernenergie en windenergie. De centrales in Nederland staan met elkaar in contact via hoogspanningskabels met een spanning van 380 KV. Het hoogspanningsnet wordt gebruikt om de stroom te verplaatsen naar de provinciale verdeelstations. Het voordeel van hoogspanning is dat de elektrici teit makkelijker te vervoeren is met dunne kabels en het verlies aan energie minder groot is. Via een trapsgewijs dalende spanning komt de elektra uiteindelijk bij de consument. Bij 10 KV spreken we van een middenspan- ningsnet en dan gaat de stroom via een trans formatorhuisje op de juiste spanning (220V) naar de huishoudens. Dit net noemen wij het laagspanningsnet en de kabels bevinden zich onder de grond. De hoogspanningskabels lopen op veel plaatsen in Nederland boven gronds en zijn kenmerkende landschaps elementen geworden. In toenemende mate worden tegenwoordig kabels onder de grond gelegd. -17-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2009 | | pagina 19