olielampje en de warmte van een noodka- cheltje werd aan een leerboekje Engels begonnen, voor het geval er toch eens een einde aan de oorlog zou komen. Van verstrekte schapenwol werden sokken en borstrokken gebreid, die daarna weer geleverd werden aan de opdrachtgevers. De wol werd bij ontvangst gewogen en als dan het gewicht van de geleverde producten weer was gecontroleerd, werd als vergoeding voedsel en melk verstrekt. Zelf kreeg ik o.a. als taak de voor de melk gebruikte flessen elke dag met zand en water schoon te spoe len. Ook het af en toe inmaken van diverse soorten bonen en dergelijke was een taak voor mij. In een "Keulse Pot" moest dan telkens een laagje bonen en een laagje zout worden gedaan, waarna het geheel werd afgedekt met een doek, een omgekeerd bord en dan nog een grote steen er op. Toch werd soms ook nog wel eens een uitstapje gemaakt. In het begin van de oorlog reed het stoomtreintje tussen Warmenhuizen en Alkmaar nog. We zijn toen nog wel eens een dagje naar Alkmaar geweest of naar Warmenhuizen. In Warmenhuizen gingen we dan soms naar de Noodslachting. Daar is mijn tante tijdens het wachten in de rij eens heel erg naar geworden. In een hoek stonden namelijk een aantal poten te wachten op verdere bewerking. We moesten heel snel de rij verlaten en er werd die keer geen vlees meer gekocht. Uiteindelijk kwam er toch nog onverwacht een einde aan de oorlog. Op zekere dag werden we door buren gewaarschuwd dat er een militaire auto over de dijk was komen rijden en dat er een man was uitgestapt beladen met plunjezakken en dozen. Het was mijn oom, die uit krijgsgevangenschap was teruggekeerd en dacht dat wij bijna van honger waren omgekomen. Daarna verhuisden wij al vrij snel weer naar Den Helder. Daar troffen wij onze huizen weer aan, geheel uitgewoond en leegge stolen door de Duitsers, die er al die tijd in hadden gebivakkeerd. Zo eindigde in 1945 ons verblijf in Schoorldam en werd ik op 16 november 1945 uitgeschreven uit het bevolkingsregister van de gemeente Warmenhuizen. De wederopbouw was begonnen A.J.Veldhuijzen, Honingraat 45, Eerbeek. DE NAASTING VAN HET PATERSLAND TE VALKKOOG door Jaap van Beek. Onlangs kreeg ik van iemand, die net als ik geïnteresseerd is in meelmolens en - molenaars, een paar notariële akten waarin Hilbrant Pietersz Molenaar voorkomt. In die akten wordt beschreven hoe een stuk land gelegen onder Valkkoog wordt genaast. De betekenis van het woord naasten was me wel ongeveer bekend. Ik meende dat het om het inpikken van land ging maar bij nadere bestudering lag dat toch wat genuanceerder. In de eerste akte verkocht Cornelis Cornelisz Oogmer uit Harenkarspel in of omtrent 1699 onderhands een stuk land groot drie geersen zes sneezen genaamd het Patersland, aan Jan Cornelisz Bergen te Valkkoog. Lang heeft Jan Bergen er niet van kunnen genieten want kort na deze verkoop werd het land genaast door Reijer Jansz. Dit werd ten overstaan van notaris Pieter van der Beeck te Schagen op 25 januari 1721 op verzoek van Cornelis Bergen, wonende te Schagen, verklaard door Gerrit Zeeman, Gerrit Molenaar, Jan en Claes Sijbrants en Cornelis Weijboer, allen wonende te Valkkoog. Ten tijde van hun verklaring is het land in gebruik als zaadland en het ligt onder Valkoog in Keijns Burg, belend Ad. Beulingh ten noorden. Geen van de getuigen kon zich herinneren welke prijs er voor was betaald. Cornelis Weijboer wist nog wel dat de koopsom bestond uit een zwarte koe en kooppenningen in geld. Dat heeft hij horen zeggen in de keuken van de woning van Jan Bergen en ook dat de koper beweerde dat de koop van het land anders zou worden genaast. Dat gebeurde echter korte tijd later toch. De koop van het land werd genaast door een oom van verkoper -14-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2006 | | pagina 16