aan de overzijde van het Noord-Hollands
kanaal, aan de Rijksweg (even voorbij de
steenfabriek), gastvrij voorlopig opgevangen.
23 maart 1941:Schoorldam, Rijksweg C 24
Tweede van links is mw. Sleutel, verder van 1. naar r. mw Dal, hr. Haezer,
mw. Haezer, mw Veldhuijzen, hr. Veldhuijzen.
Vooraan: hr. Dal en de kleine jongen Bertje Veldhuijzen (ik)
Resp. Mijn tante, opa, oma, moeder, vader en vooraan mijn oom met
mijzelf.
Wijzelf (fam. Veldhuijzen) bleven nog tot eind
1943 op het bootje wonen. Dat jaar 1943
kreeg trouwens een heel droevig einde. In de
voorgaande jaren werd Den Helder al heel
regelmatig gebombardeerd, omdat Den
Helder inmiddels een strategische vesting
was geworden. Mijn vader, die werkzaam
was op de Rijkswerf in Den Helder, moest
elke dag met de bus de tocht naar Den
Helder maken. Op 19 februari 1943 had het
die nacht nog flink gevroren. Die ochtend
ontdekte mijn vader, toen hij al heel vroeg op
weg was naar de bus, dat hij zijn shagdoos
vergeten was. Hij kwam nog even terug naar
de boot en waarschuwde ons, dat de
loopplank erg glad was (de boot lag ten
oosten achter de scheepswerf van Kuiper
aan de Westfriese Dijk, in 't ambacht.)
Mijn moeder en tante gingen later die dag te
voet naar Schoorl. Ook ik, het kind, was op
school in Schoorl (bij de molen). Het was
inmiddels die dag erg mooi weer geworden
en mijn moeder en tante waren in een
opgewekte stemming, ze hoopten dat de
oorlog nu heel gauw voorbij zou zijn.
Terug in Schoorldam hoorden ze, dat Den
Helder die dag zwaar gebombardeerd was.
Mijn vader kwam die avond niet meer thuis.
Hij stierf op 19 februari
1943 en ligt begraven op
het kerkhof in Huisduinen.
Wij bleven nog tot eind
van het jaar 1943 op het
bootje wonen. De boot
werd verkocht om later
nog eten te kunnen kopen.
In december 1943 kreeg
ook mijn moeder een
huisje aan de Kanaalkade
toegewezen.
Zo werd ik op 22
december 1943
ingeschreven in het
bevolkingsregister van de
gemeente Warmenhuizen
op het adres Kanaalkade
27 te Schoorldam. Mijn
oom P. Dal, die voor de
oorlog bij de marine had
gewerkt, werd vrijwel
direct daarna als krijgs
gevangene naar Duitsland
/Polen afgevoerd en was lange tijd spoorloos.
Onze familie was daarna gereduceerd tot
oma en opa, twee zussen en een kind. Zo
zijn wij tenslotte de oorlog in Schoorldam
doorgekomen. In Schoorldam hoefde je je
nooit te vervelen. Wij speelden als kinderen
altijd in een vast groepje dat bestond o.a. uit:
Hesseltje Bakker, Ansje Kuiper, Gerrie Pas
toor, Corrie Duinmeijer en Bertje Veldhuijzen.
Wij bouwden van takken achter de schuur
van de familie Jonker een hut en speelden
daar dan vader en moedertje of gingen op
verkenning in de omgeving. Op de scheeps
werf van Kuiper kon je carbid vinden en daar
kon je, met water erbij, hele leuke dingen
mee doen.
Mijn tante kreeg later ook een huisje toege
wezen. Achter dat huisje groeiden kruisbes
struiken en van die bessen kon je, ook als ze
nog niet rijp waren, heel lekker smullen.
In het sluisje was eens een boot gezonken
die was geladen met kool. Er dreven overal
rode en witte kolen in het water. Je kwam
thuis met onder elke arm een kool, tot groot
genoegen van je moeder.
-12-