Selbarnen noemt men dit. In de middeleeuwen gebeurde dat vrijwel overal in de Hollandse- en Zeeuwse venen. Karakteristiek voor dit deel van West-Friesland zijn de verspreid in het landschap gelegen terpjes, kunstmatig opgehoogde woonplaatsen. De Westfriese terpjes bieden meestal slechts plaats aan één boerderij en zijn zelden hoger dan 2 meter boven het omringende maaiveld. Men vindt dergelijke terpjes nog bij De Hale, Hemkewerf, Avendorp, Cornelissenwerf; verder is er de reeks terpjes van de Tjallewal, Grotewal en Hogebieren, ten westen en ten zuiden van Schagen. Kronkelige, op de kreekruggen gelegen weggetjes verbinden deze terpjes met elkaar. In een aantal polders van de Schagerkogge liggen verhoogde vluchtplaatsen voor het vee. Ze werden in de herfst- en wintermaanden gebruikt als het water in de polder te hoog stond. Ook de bedijkingsgeschiedenis is nog steeds uit het landschap rondom Schagen te halen. Vanuit de polder Oudekoog waarin Schagen ligt, zijn opgeslibde kogen ingedijkt. Stukje bij beetje werd op deze manier land op het water veroverd. In de dertiende eeuw werden deze poldertjes door middel van de tegenwoordig nog steeds in dit vlakke land dominerende Westfriese zeedijk tegen de zee beschermd. Ten oosten van Kolhorn is aan de, naar het zuiden buigende, dijk te zien dat hier in het verleden een gebied is 'buitengedijkt', dat wil zeggen is prijsgegeven aan de zee. De inham bij Sint Maarten getuigt eveneens van een nederlaag van de mens in zijn strijd tegen de zee. Hier leidde een dijkdoorbraak tot het ontstaan van de meren in de Heerhugowaard. Het grootste deel van de noordwesthoek van West-Friesland is in gebruik als weiland. Ten zuiden van Schagen, rond 't Veld, en in de buurt van Winkel ligt akkerland; de bloembollenteelt levert het belangrijkste product. Hoewel ook hier de biologische rijkdom door de moderne agrarische bedrijfs voering is beperkt, is in vergelijking met de rest van West-Friesland het aantal plantensoorten en vogels toch groter. Vooral de ver van de boerderijen gelegen sloten en laaggelegen graslanden herbergen nog veel interessante planten, en ook wegbermen en minder intensief begraasde dijk hellingen zijn soortenrijk. Het landschap in het noordwestelijk gedeelte van West-Friesland is niet zo aangetast door ruilver kavelingen. Vandaar dat bijvoorbeeld bij Schagen nog een kenmerkend vergezicht valt te zien: kleine, lage terpen die niet meer dan 1 a 2 meter boven het maaiveld liggen en in de meeste geval len slechts plaats bieden aan één boerderij. Ze zijn veelal met elkaar verbonden door weggetjes die op de kreekruggen zijn aangelegd. Tot de broedvogels in dit landschap behoort ook de gele kwikstaart. Het Zijpe Van een totaal ander karakter is het landschap van de voormalige zeeboezem Zijpe, een vlak gebied met een aantal jonge zeepolders. Het tot de middeleeuwen aanwezige uitgestrekte veen gebied is door overstromingen grotendeels weggeslagen. De kust werd gevormd uit een tweetal duineilanden, Callantsoog en Huisduinen, die pas in de zestiende en zeventiende eeuw door inpoldering van delen van de zeeboezem en door aanleg van een stuifdijk aan elkaar en met het vasteland van West-Friesland werden verbonden. Halverwege de vorige eeuw werd de inpoldering afgerond met de aanleg van de Balgzanddijk. In de jongste polder, de Anna Paulownapolder, zijn nog steeds restanten van het vöör de inpoldering functionerende krekensysteem zichtbaar. De Oude Veer bij Anna Paulowna, is een restant van het vroegere krekensysteem dat bij het ontstaan van de Anna Paulownapolder zijn functie verloor. In de Wieringerwaard en in de Zijpe- en Hazepolder is de natuur voor het grootste gedeelte ondergeschikt gemaakt aan de agrarische economie, respectievelijk akkerbouw en veeteelt. Dit geldt overigens voor het grootste gedeelte van de voormalige zeeboezem Zijpe die tussen de 16de en de I9de eeuw werd ingepolderd. Cees van de Berg. 21

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2005 | | pagina 23