In 1909 komen er slechts 8 mensen voor opdraven. Het bestuur is niet verheugd maar denkt dat in ieder geval de vergadering niet lang zal duren bij gebrek aan hoofden met de daarin aanwezige meningsverschillen. Het bestuur vergadert jaarlijks in juli. Dan bekijkt men de stand van de financiën. Om een idee te geven van de grootte van de bedragen: Inkomsten over een half jaar: f. 621,27, waarbij aan boeten voor het niet verschijnen op de ledenvergadering: f 5,10. Uitgaven: aan de geldophaler de heer Grin f. 50,-. Lidmaatschap van de Bond: f. 3,62. De heer Keizer: f.6,30. De Geus f 0.98. Wat ze daarvoor gedaan hadden staat er niet bij. Kleine huishoudelijke uitgaven: f. 0,98. Afgevaardigde naar de Bond: f. 1,50. Zieke leden: f. 278,65. De uitkering aan vrouwen gedurende hun eerste week van ziek zijn wordt nu ook vastgelegd op 3/5 van voorheen f. 4,- is f. 2,40. In het verslag van de april vergadering van 1910 wordt voor het eerst de naam van mijn vader genoemd, die binnenkomt als 14de aanwezige. Hij is dan 22 jaar. Later zal hij de verslagen schrijven. De heer Koenen meldt dat het secretariaat hem te zwaar gaat vallen, zoals ook de voorzitter reeds heeft gemeld met betrekking tot het voorzitterschap. Koenen wordt voorzitter en C. Nannes secretaris. Op 13 dec. 1910 wordt een extra bestuursvergadering gehouden over de bode die de opgehaalde contributie niet afdraagt. Men heeft al een regeling getroffen maar dat werkt niet voldoende. De heer Dekker zal nog eens met hem praten, maar als er geen oplossing komt dan zal men hem toch ontslaan. Later wordt in een aparte bestuursvergadering een nieuwe bode benoemd. Tijdens de bestuursvergadering van 14 juli 1911 is een stuk ingekomen van de Bond van Ziekenfondsen. Het behelst een afschrift van het adres dat namens de Bond is verzonden aan de minister en verschillende Kamerleden in verband met het ontwerp ziektewet. In 1907 was daar al sprake van (van die ziektewet). Het stuk gaat het archief in, het is te lang om weer te geven. In de algemene ledenvergadering van 4 januari 1912 blijkt dat het spaarbankboekje inmiddels een bedrag vertoont van f. 2150,-. De vergadering stemt in met het voorstel om de bijdrage aan de Bond te verhogen van 2 cent per lid tot 5 cent per lid mits de andere verenigingen dat ook doen. Dit om acties te kunnen bekostigen. Omdat de vereniging een zo ruime reserve heeft, besluit men om de uitkeringen iets te verhogen. Op de ledenvergadering van februari 1913 vraagt het bestuur toestemming om met een bedrag van f. 200,- zich te doen inschrijven in een Staatsschuldenboekje tot een bedrag van f. 2000,-. Dit, omdat het maximum rentegevend bedrag bij de Rijkspostspaarbank is overschreden. Er blijft dan nog f. 800,- a f. 900,- gulden over, wat door het bestuur voldoende wordt geacht. Het bezoek aan de algemene ledenvergaderingen loopt terug; het bedrag aan boetes dat geïnd wordt, wordt steeds hoger. Ook het vinden van een nieuwe secretaris en een penningmeester binnen het bestuur lukt niet. De heer Potveer denkt dat verhoging van de vergoeding misschien zal helpen. Op de ledenvergadering van februari 1914 gebeurt dat; van f.15,- wordt het f. 25,-.De leden proberen de f. 3,- korting over de eerste week van een ziekteperiode in de verdere tijd weer ingehaald te krijgen, doch de voorzitter antwoordt dat de vereniging er niet is om aan de behoeften te voorzien, maar om steun te verlenen. In de vergadering van 8 april 1914 wordt mijn vader P.Mink Kzn. tot commissaris benoemd. In zijn ope ningstoespraak haalt voorzitter Koenen aan dat de opkomst wat klein is; hij hoopt dat allen zo bedaard en kalm naar huis zullen gaan als ze hier naartoe gekomen zijn. Waar zou dat op slaan? De vereniging probeert vooral ook de jonge leden van tussen de 16 en 20 jaar binnen te krijgen; die betalen wel en zijn niet zo vaak ziek. Zij hoeven geen inleggeld te betalen en de premie betalen ze maar zelf. Als vader van een huisgezin zou hij zeggen: minder naar de kroeg, minder biljarten, minder sigaren. Ik begrijp helemaal niks van wat toen inkomsten en uitgaven waren en hoe men dat beheerde. Een dubbeltje boete voor niet verschijnen is goedkoper dan wat de pauze kost aan verteringen. Echter, het bestuur vindt het onjuist om leden naar de vergaderingen te lokken door ze een bijdrage van een dubbeltje te geven wegens vergaderkosten. Het bestuur houdt het erop dat de leden uit belangstelling moeten komen en niet voor een bijdrage aan hun consumpties. En, zegt een ander, dat zou betekenen dat je de kastelein spekt uit de verenigingskas. Het gaat dus niet door. De vereniging belegt zijn geld in staatsschuldboekjes. 24

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2004 | | pagina 26