deed zich echter een kans voor. Het huiszoe kingscommando dat ik al had leren kennen was n.l. in aantocht. Op zo'n moment ga je op een ingeving af. Ik had de indruk gekregen dat één van deze heren, om welke reden dan ook, enige toeschietelijkheid vertoonde. Inderdaad was "bruinoog", zoals ik hem noemde, direct bereid de dokter te helpen, die het zo druk had en die dus slecht kon wachten tot drie uur om daarna al die patiënten nog te bezoeken. Maar ja, alleen de Ortskommandant Schausz van Alkmaar mocht "Ausweise" afgeven, dus nodigde hij mij uit in zijn auto plaats te nemen. Zelf ging hij voorin naast de chauffeur zitten en ik achterin met naast mij een Schmeizer machinepistool. Een beetje nonchalant leek dat wel als je in aanmerking neemt dat ze op jacht waren naar "Terroristen", zoals ze ons beliefden te noemen. Blijkbaar zochten ze dat niet achter mij en in die zin had de aanwezigheid van dat machinepistool iets geruststellends. Het bleek dat majoor Schausz in het gemeentehuis resideerde van waaruit hij de razzia leidde. Zo reed ik door het dorp hetgeen tot de voor de hand liggende conclusie leidde dat ze ook mij hadden gearresteerd. De Ortskommandant was uiterst voorkomend en tekende vlot een Ausweis. De koning te rijk stapte ik op mijn fiets en met dat kattebelletje kon ik vlot alle wachtposten passeren. Ik verdween direct richting Krabbendam waar ik ten huize van de familie Paarlberg het einde van de razzia afwachtte. Achteraf bleek dat ik mij nodeloos ongerust had gemaakt. Slechts één onderduiker hadden ze kunnen pakken en wel op het moment dat hij naar een reeds gecontroleerde woning probeerde over te lopen. Verder was de directeur van de zuurkoolfabriek gearresteerd i.v.m. het bezit van een clandestien radiotoestel (heer Strijbis). Een droeve historie vormde de deportatie van het Joodse gezin Drukker-Cohen en hun gastheer Piet Kleibroek. Geen van de vier heeft dat overleefd. Vaak heb ik mij afgevraagd wie de dood van deze mensen op zijn geweten heeft. De grootte en de grondigheid van de razzia hadden ons overrompeld. Waarom toch had men van Duitse zijde zo veel aandacht aan ons dorp besteed? Eerst was ik van mening dat Roos, die zijn bevolkingsregister was kwijt geraakt, de razzia had aangevraagd. Later vroeg ik mij af of het bombardement van het gebouw Kleykamp op 11 april '44, het weghalen van het bevolkings register op 13 april '44, de vermelding daarvan voor Radio Oranje op zondag 16 april '44 en vervolgens de arrestatie van de beide Jannen, de aandacht niet teveel op Warmenhuizen hebben gericht. Ik ben iets gedetailleerder ingegaan op de sterkte van de troep Duitsers, die onder leiding stond van de Ortskommandant van Alkmaar, omdat deze actie om begrijpelijke redenen nergens in de publiciteitsmedia is vermeld. Sommige mensen menen daarom dat in Warmenhuizen nooit een razzia is geweest. Anderen suggereren dat, zo er al een razzia is geweest, die in elk geval van geringe omvang was. Alleen degenen, die op 17 mei '44 de razzia hebben meegemaakt weten wel beter. Ik heb op de chromotopografische kaart nr. 14 Medemblik- West de omtrek van het omsingelde gebied uitge meten. Dat bleek ongeveer 8 km. te zijn. Verder werden alleenstaande huizen bewaakt door 5 tot 10 soldaten. In een kraamkamer werden om onduidelijke redenen twee Duitsers geposteerd. De sterkte, toen ik die vermeldde in de redactie commissie van 'Verzet in West-Friesland", werd ook daar in twijfel getrokken. De bloedige ernst van de beschreven mensenjacht blijkt niet alleen uit de dood van vier onschuldigen, maar ook uit de nonchalante wijze waarop met de levens van de inwoners werd gespeeld. Nog in nov. '92 vertelden Jan Weener en Annie Kalverdijk, die indertijd de ondergedoken joden in de Grebpolder per kano van leeftocht voorzagen, hoe het huis zoekingscommando bij de buren te werk was gegaan. Op die bewuste dag hing een groot zakkenkleed van boer Dekker over de heg. De Duitsers namen niet eens de moeite om te kijken of er onder duikers onder zaten, maar joegen meteen een Schmeizersalvo door het kleed. Rein Posthuma. P.S. In februari '94 ontmoette ik toevallig een brigade generaal. Dit bleek de zoon te zijn van een voormalig inspecteur van politie te Rotterdam, S. v.d. Wind genaamd. Tijdens de oorlog was die in september '44 ondergedoken in Amsterdam. Op een gegeven moment werd hij daar benaderd door Walraven van Hall, die in zak en as bleek te zitten n.a.v. de diefstal van vier koffers met kwitanties uit een voormalig in Joods bezit zijnd pakhuis. Er werd een losgeld van f 50.000 gevraagd en er werd gedreigd met de S.D (Sicherheids Dienst). De inspecteur wist de affaire op te lossen door een expeditieknecht vakkundig aan de tand te voelen. Deze hele geschiedenis is ook terug te vinden in 'de Jong' dl. 7 blz. 793. 9

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2004 | | pagina 11