in water dat winterkoud was, eindelijk op de bestemming aangekomen. Dan op de fiets naar huis meestal de noordoostenwind tegen. Twee dagen later moest de schuit weer thuis gehaald worden. Dat werk werd vaak voor de 2® wereldoorlog gedaan. Zo'n boot was een vrij grote schuit en je moest wel bij en rond de akkers kunnen komen. Dus het water om de akkers moest op diepte worden gehouden. Dat op diepte houden werd in de herfst gedaan door sloters. Dat waren mannen die door de grondbezitter (meestal kerk) aangezocht werden om met de beugel de sloten uit te baggeren. Dat gebeurde met de praam. Achter- en voorkant werden vrijgehouden zodat de sloter kon staan en in het midden werd de bagger gedeponeerd, die later weer terug op het land werd geschept. Dat was heel zwaar werk maar noodzakelijk want de akkers moesten bereikbaar zijn op elke plek. Omdat de sloten om de akkers op diepte werden gehouden was de onderwater huishouding ook op peil. Dus een gezonde vistand, vooral baars was het gevolg. Opa, vader, mijn broer Piet en ikzelf waren grote liefhebbers van vooral baarsvissen. Wij waren de enige op het dorp die dat deden. We hebben menig gebakken baars gegeten en dat was in de crisistijd heel welkom eiwit. In de hongerwinter (1944-1945) heeft mijn opa, die toen al 77 was, gezorgd voor voldoende tarwe en bonen om die hongerwinter door te komen. Wij woonden toen in Amsterdam. Ik moest het voedsel wel komen halen. Op een gammele fiets die het opgaf in de Zaanstreek (lekke band) en lopend over ondergelopen wegen moest ik naar Amsterdam zien te komen, waar ik totaal uitgeput thuis in de Makassarsstraat aankwam bij een ongeruste vrouw, die heel blij was dat ik ongedeerd was. Dat was een zeer benarde tijd. Op een avond werd er gebeld en kwam iemand (3 hoog) met een zak aardappelen op z'n nek. Van opa. Een godsgeschenk was dat. Je moest wel zorgen dat je het voedsel gaar kreeg. Daar was een duveltje (gietijzer?) voor nodig waar je alles in kon verbranden. Mijn vader werkte toen bij de gemeente Den Helder. In de middagpauze (12-13 uur) zorgde hij dat van afvalhout handzame stukken werden gehakt en gezaagd, die in netten werden gedaan en naar ons opgestuurd werden, zodat de duvelkachel kon branden en ons eten gaar maken. We haalden ook turf uit Vinkeveen op een geleende bakfiets samen met een collega, die zondags bij ons kwam eten, wat heel belangrijk voor hem was. Hij moest n.l. leven op slecht en onvoldoende eten uit de gaarkeuken. Hij was op kamers. Alleen. Ook haalden we sintelcokes met een handkar dwars door Amsterdam van Noord naar Zuidwest en terug. Dat deden we in politie- uniform. In burgerkleding zou het veel te link zijn geweest i.v.m. razzia's. We hebben het overleefd. Na de oorlog ging het met het Geestmerambacht steeds slechter. De sloten om de akkers werden niet of onvoldoende gebaggerd zodat de akkers moeilijk bereikbaar werden. Het gevolg was dat er een plan kwam om te verkavelen. Een noodzakelijk maar in onze ogen een onzalig plan. Het Rijk der 1000 eilanden zou geheel verdwijnen in één vlakte met één hoofdsloot voor water afvoer. Als je nu in de herfst door het onherkenbare land rijdt stinkt het van verrotte koolstronken. Vreselijk. Vroeger rook je dat nooit met al dat water. Een streek die honderden jaren onveranderd was gebleven in één klap weg. Ik heb er in mijn jongensjaren heel veel plezier gehad en me er vaak gelukkig gevoeld. Jammer dat het voorbij is. Rotterdam, januari 2003 19 Dit mooie tafereeltje is reeds voor de Tweede Wereldoorlog op de gevoelige plaat vastge- legd. Beide boerderijen staan er nog, terwijl de achterste nog bijna in oude staat verkeert en de voorste enigszins is veranderd. Hierin woont rui het gezin Binnekarnp en in de achterste defam. Kleyer. De sloot en brug verdwenen rond 1955 Lv.m. de Ruilverkaveling. De Ringvaart was een vaarroute voor vrachtschippers in Dirkshorn welke diensten onderhielden naar de Veiling en de steden Amsterdam en Alkmaar. (Foto: uitgave boekhandel Aurora P.Tijsen, Dirkshorn '35) DIRKSHORN, Raadhuisstraat (vroeger Westeinde

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 2003 | | pagina 21