Kroniek over het leven en werken tussen de 2 wereldoorlogen van mensen die een
landbouwbedrijf hadden en hoe dat in z'n werk ging.
Redactie: Wij ontvingen van dhr Gerrit Hendrik Smit uit Rotterdam een verhaal. Hij beschrijft hierin de wijze
waarop het landbouwbedrijf van zijn vader en opa tussen de twee wereldoorlogen bestierd werd.
Dhr. Smit is geboren en deels getogen in Dirkshorn en is inmiddels 81 jaar. Hij draagt het verhaal op aan
Viola, zijn kleindochter en gaf het de treffende titel:
"VOOR DAT HET VERGETEN WORDT"
Ik ben geboren in 1922 te Dirkshorn. Dat ligt in het noordwestelijk deel van West-Friesland en heet
het Geestmerambacht.
Alle akkers lagen in het water en waren alleen bereikbaar met 't skuitje, praam of boeier. Het
Geestmerambacht werd ook genoemd het Rijk der 1000 eilanden.
Mijn grootvader, Hendrik Smit had daarin 3 akkers, 1 een half uur varen, 1 op twintig minuten en 1
dichtbij huis. Dus alles moest over water gebeuren. Voor wat we tegenwoordig het "woon
werkverkeer noemen was in die dagen in het hele ambacht de "schuit" onmisbaar. Een kleine
boot, punt achter, en een puntige voorsteven. Iets voor het midden een bankje voor de "passagier",
snel en wendbaar voor de geroutineerde kloeter die eigenlijk elke geestmerambachter in die dagen
was. 's morgens vroeg van huis, tussen de middag als het niet te gek ver was weer terug om warm
te eten een tukkie doen en gauw weer terug.
Het werk begon in de herfst door de loonploeger Kees Limmen die met z'n 2 paarden bijna al het
land omploegde. Dus paarden in de praam, bij de akker uit de praam enz. Dag in dag uit. Maar
onmisbaar want ploegen en paarden waren gespecialiseerd. Maar voordat de ploeger aan z'n werk
kon beginnen, had mijn opa al de mest naar en op het land gebracht. Met de praam van de
mesthoop per kruiwagen in de praam en weer aangekomen bij de akker uit de praam, over een
plank op de akker. Een zwaar werk dat hij volgehouden heeft z'n 65ste. Toen werd het te zwaar en
ging hij over op kunstmestbemesting. Jammer!
U vraagt zich af hoe mijn opa aan z'n mest kwam. Nu dat ging als volgt: iedere winter had hij 4
koeien op stal, voornamelijk voor de mest en wat melk met de hoop dat hij ze in het voorjaar met
winst kon verkopen. Gelde koeien!
Maar met koeien op stal moest je ook hooi hebben. Nu had opa een hooiakker in polder
Koetenburg. Maar als hij het hooi thuis wilde halen moest dat over de ringsloot in een praam naar
huis gebracht worden. Dat was een enorm werk maar de mensen wisten niet beter. Ze deden het
gewoon.
Bij het oogsten van de vroege aardappels werd alles met de hand gerooid, het schuitje volgeladen
en werd de oogst naar de beurtschipper gevaren. De beurtschipper nam bij de veiling de honneurs
van de landbouwer waar. Alles ging op goed vertrouwen, wanklanken heb ik nooit gehoord. Het
was in de jaren dertig, een armoedige tijd maar ieder kreeg het zijne en zover ik weet werd
niemand ooit bedrogen.
Het gewas dat een zeer voorname plaats innam in het Geestmerambacht was de kool. Vooral in
de tijd van m'n grootvader was de rode kool "de late langedijker rode kool" de belangrijkste.
Zo laat mogelijk in oktober werd de kool geoogst. Vanaf de akker werden ze in de vlet geladen
(gestapeld). Alles werd met de hand gesneden en in manden in de schuit gebracht. Als de vlet vol
was ging men huiswaarts. Gevaren werd met de onmisbare kloet. Een houten vaarboom die je niet
zomaar in je macht had. Maar de landbouwers konden ermee lezen en schrijven.
Thuis gekomen moest de kool schoongemaakt in manden naar de "dars" gebracht worden,
gesorteerd op grootte. Daar werden ze gestapeld. Een gespecialiseerd werk dat je na veel doen
eindelijk goed lukte. Die koolstapels moesten zeer solide opgebouwd worden. Alle kool moest gaaf
zijn want pas in de winter werden ze omgezet. Om te zien of er geen rot aanwezig was.
Dat omzetten vergde een grote bekwaamheid. Als de marktberichten gunstig waren werd de kool
door de beurtschipper ingeladen en naar de veiling in Broek op Langedijk gebracht.
Heel veel ging naar Duitsland. Toen ik nog een jongen was (9) bracht mijn vader ook wel eens een
schuit vol kool naar de veiling. Fiets mee en dan, na een lange vaartocht, handmatig met de kloet
18