De Hollandse oorlogsschepen waren uitgeweken naar de Waddenzee en de Zuiderzee. De 13
oorlogsschepen en 3 Oost-lndiëvaarders die in Nieuwediep opgelegd waren vielen in Britse
handen, evenals ongeveer 100 verankerde kanonnen.
Op 30 augustus zette de Engelse admiraal Mitchel eerst manschappen af om Texel te veroveren.
Later zou dat de plek worden waar de krijgsgevangenen werden heengevoerd. Toen voer hij uit
richting Wadden- en Zuiderzee. De admiraal van de daar verblijvende Bataafse vloot, Story,
schatte zijn situatie als hopeloos en reddeloos in. Hij gaf voor dat zijn manschappen weigerden te
vechten tegen een vloot die prinsgezind was en gaf zich over. Het ging om 11 oorlogsschepen. De
latere koning Willem I had inmiddels geprobeerd over land de oostelijke provincies te veroveren.
Dat mislukte, Willem week uit naar Emden en meldde zich kort er na in Texel. In Den Helder werd
bekend gemaakt dat Willem zich aan het hoofd zou stellen van een leger dat de Britten zou
steunen. Maar de animo om dienst te nemen was uiterst klein.
VOORBEREIDING VOOR DE GROTE SLAG
De weersomstandigheden waren voor de tijd van het jaar abnormaal slecht. Veel zware
regenbuien en koude nachten. Het moreel van het Britse leger dat zich voor het overgrote deel in
de duinen ophield werd er niet beter op. De legerleiding stond voor de keus, oprukken richting
Alkmaar, in ieder geval een goed onderkomen zoeken in West Friesland, ofwel met de oorlogsbuit
terugkeren naar Engeland. Dat laatste was zeer aanlokkelijk, de oorlogsbuit was niet gering. De
succesvolle landing en de terreinwinst waren op zich roemrijk. Echter het doel van de expeditie
zou dan niet worden bereikt.
De Britse troepen kregen op 1 september toestemming zich in te kwartieren in het achterland, ten
noorden van de lijn Warmenhuizen, Tuitjenhorn, Schagen en Oudesluis. Het leger nam paarden en
wagens van de Westfriezen in beslag en deed zich tegoed aan het vlees van de in de weilanden
grazende koeien en schapen. De boerderijen boden voldoende onderdak. Er werden ook nog wat
voorposten ingericht, onder andere nabij Oudkarspel.
De eerste 10 dagen van september gebeurde er weinig aan het front. Er waren wat kleine
plaagstootjes over en weer. De voorposten konden niet behouden blijven, maar wat belangrijker
was, de Fransen en Bataven kregen versterking van zo'n 12.000 man, onder andere vanuit
Walcheren en Groningen. Ze werden gelegerd tussen Rustenburg en Groet. Hun hoofdkwartier
vestigden ze in Schermerhorn.
EERSTE TREFFEN, DE SLAG OM DE ZIJPE
In de morgen van de tiende september ontbrandde de echte strijd. Hollanders onder generaal
Daendels en Fransen aangevoerd door generaal Brune, vielen in drie colonnes aan. Aan de
oostkant, vanuit Langedijk via Ambachtsdijk, Dirkshorn en Tuitjenhorn richting Sint Maarten. De
tweede colonne vertrok vanuit Schoorldam richting Krabbendam en Zijpersluis. De derde trok
langs het strand richting Camperduin en de dijk naar Petten.
Sint Maarten werd door een uit Fransen bestaande colonne tijdelijk ingenomen. Aan het eind van
de dag werden zij er weer uit verdreven en trokken ze zich terug op Kerkbuurt. De colonne die
Krabbendam via Tuitjenhorn moest veroveren zocht tevergeefs naar een weg tussen Tuitjenhorn
en Krabbendam en kwam uiteindelijk voor de Westfriese Zeedijk tot stand. De toch via het strand
naar Camperduin kwam onder kanonnenvuur vanaf de schepen te liggen en bereikte zijn doel niet.
Toen Daendels in het westen en de eveneens uit Hollanders bestaande middelste colonne hun
pogingen opgaven ontruimden de Fransen het veroverde gebied. Het mislukken van hun pogingen
veroorzaakte paniek in de gelederen van de Fransen en Bataven, waardoor ze de eerste dagen
nodig hadden voor hergroepering en het herwinnen van vertrouwen.
Het Engelse leger concentreerde zich op Schagen en legde versterkingen aan langs de Schoorlse
Zeedijk en de Westfriese Omringdijk. De Fransen en Bataven bouwden Sint Pancras om tot hun
hoofdkwartier. Het aantal doden van die tiende september, om 11.00 begon de terugtocht al, was
ongeveer 2000.