jmmm
Deze fabrieken kregen een beroepsdirecteur. De melk werd nu twee keer per dag van de
boerderij gehaald, zodat ook de boterbereiding van de boerderij verdween. Dit ging niet
altijd zonder protest van de boerin. Een voorstel van de Noord-Hollandse zuivelconsulent
in een bepaald dorp om van een kleine kaasfabriek een modernere fabriek te maken werd
door de mannen afgewezen. Reden was dat hun vrouwen geen afstand wilden doen van
de eigengemaakte boter en niet gedwongen wilden worden om boter te kopen. Maar de
ontwikkeling was niet tegen te houden en de fabrieken werden steeds groter en technisch
beter in gericht. In de grote fabrieken voerde de arbeider nog maar een deel van de
verwerking van de melk tot het eindproduct uit. Hij was niet zoals vroeger de boerin en het
kaasmakersgezin in de kleine kaasfabriek verantwoordelijk voor het hele proces.
WESTFRIES MUSEUM
HET OUDE HUIS
DE LANGE BAAN deel 5
VAN"AF SO TOT ƒ250
Wanneer in de herfst de kool werd gesneden bij de bouwers trokken ze de wortels van de
kool er met een haak uit. Die wortels legden ze te drogen op het land. Herman en ik mochten
ze van het land halen want het was goede brandstof voor het fornuis. Wij gingen ze halen met
de schuit want op een andere manier kon je er niet komen want rondom de akkers waren alle
maal sloten. Wij klopten de wortels uit op onze klompen en stapelden ze op in het schuitje. Op
een keer wilden wij ze allemaal meenemen. Het werd zo'n hoge stapel dat ik varen moest,
staande op de punt van de schuit. Herman kon er niet overheen kijken en die zat op de
andere punt. Wij mochten van de buurman altijd de schuit gebruiken en zo leerden wij al heel
jong met de kloet om te gaan. Als wij thuis kwamen gooiden wij de koolstruiken op de wal.
Eerst brachten wij de schuit weg, daarna gingen we de struiken netjes opstapelen tegen het
hek van de buren. Ook hebben wij er wel eens een hut en een iglo van gebouwd, de wortels
bleven in elkaar hangen en het was een leuke bezigheid.
Wanneer de koolstruiken goed gedroogd waren verstookten we ze in het fornuis om het eten
te koken. In de winter stond de grote trechterkachel voor het fornuis, die kachel werd gestookt
met hout en eierkolen (steenkool in de vorm van een ei).
Met een lange pijp was de kachel verbonden aan de schoorsteen. Halfweg die pijp zat een
soort bus met een gat erin waar een zakketel (waterketel) in stond. Zo hadden we altijd warm
water. Je kon er gezellig omheen zitten.
In de winter kwam het vaak voor dat er een paar oude vrijgezellen om de kachel zaten. Dan
mopperden wij wel eens wanneer wij koud thuis kwamen, want dan konden we ons niet zo
goed verwarmen. Dan zei moeder "Laat die arme drommels toch zitten, ze hebben anders ook
niets". Ze kregen ook nog een kom warme dunne koffie waar ze lekker aan slurpten.
Op de kachel lag een grote ijzeren plaat waar moeder haardkoeken op bakte. Lekker warm
opeten met wat margarine en suiker, wat was dat heerlijk. In het schemeruurtje zaten we om
de kachel en zongen we liedjes met eerste en tweede stem. Wij werden begeleid door vader
die toeterde met zijn mond.
De bak wagen,. Hiermee werd de
26