m WÊÊÊB8SÊÊBI6B& Men krijgt de indruk dat het z.g. openbare deel aan de noordelijke zijde iets minder hoog is geweest dan het zuidelijke. Maar het is daarom niet minder interessant. Alleen al omdat de toegangsweg er over loopt tot op het hoogste punt. De rechte toegangsweg moet door zijn steile helling een steeds terugkerend obstakel zijn geweest en bovendien hinderlijk omslachtig voor de bewoners van Harke en Stoyt. Want zij moesten zich iedere keer tot voorbij de terp begeven om de toegang te kunnen bereiken. Het is dan ook logisch dat in die situatie verandering, verbetering, is gebracht toen de noodzaak voor alerte beveiliging, ook m.b.t. overstromingsgevaar minder urgent was geworden: De steilte heeft men beter begaanbaar gemaakt door ter plekke de grond af te graven. Met de afkomende grond heeft men de noord-oostzijde van de gracht grotendeels gedempt. Wel heeft men de buitenkant van de gracht als erfscheiding van de nieuw ontstane sloot aangehouden, want deze vrij smalle sloot vormde de gebogen scheidingslijn van de terp. Daarnaast diende deze sloot voor afvoer van het overtollige water en als open riool want de toiletten (de plee's) stonden boven de slootkant. Ik heb die toestand zelf nog gekend tot aan het einde van de vijftiger jaren. De landkaart geeft die toestand duidelijk aan. De kadastrale kaart geeft enkel een lijn als begrenzing, dit om dat de sloot bij het erf hoorde. Voor het transport over het water was dit slootje niet van belang. In de toenmalige vaarpolder voeren de pramen en de schuiten via de zuid-west-noord door de brede gracht, die op vitale punten met de doorgaande sloten in verbinding stond. Zodra de hoofdterp een betere begaanbare helling had gekregen heeft men de oprit halverwege zijn lengte ontsloten door een haakse, rechtstreekse verbinding te leggen met de weg naar de Harke (deze weg zou van oudsher de Heereweg heten). Aldus is de curieuze bajonet over de terp ontstaan, welke vorm nog wordt geaccentueerd omdat hij parallel door twee lange huizen schijnt te zijn ingeklemd. DE OUDERDOM VAN DE HOOFDTERP. In september 1978 heeft een amateur archeoloog, dhr. Wagenaar een proefopgraving in het zuid-oostelijke deel van de terp Eenigenburg gedaan teneinde enig inzicht in de opbouw, de ouderdom en de bestanddelen daarvan te verkrijgen, het resultaat was dermate interessant, dat we het u niet willen onthouden. De onderscheidene grond lagen zijn op de schets met een romeins cijfer gemerkt, de diepte, plus of min Amsterdams Peil, in arabische cijfers. De op schaal getekende schets geeft de coupure weer aan de noordzijde van de schachtwand. Laten we de spa vanaf boven naar diepere lagen in de grond volgen: VII De plaats van ingraving had een hoogte van 2.83 m. plus A P. liep af naar 2.69 m. en bestaat daar uit zware klei. Deze jonge kleilaag ter dikte van 65 cm. moet opgebracht zijn tijdens en na de voltooing van het "schorrenlandschap". Men zal met het aanbrengen van deze nieuw afgezette klei in het begin van de 13e eeuw zijn begonnen, en er in de loop van de 14e eeuw mee zijn geëindigd. Deze jongste laag bedekt de hele terp, is aan de bovenste kant zeer humusrijk en is uiteraard - het meest geroerd. VI Deze laag moet er, gezien z'n dikte van 1.35 m - 1.40 m. lange tijd over gedaan hebben om zich te vormen. Hij begon op een hoogte van 1.95 m., is aan de andere kant hoger, tot 2.18 m. en bevat klei vermengd met huisvuil, stalmest, as en vele concentraties steurschubben. Hieruit blijkt onomstotelijk dat zich in dit waterrijke gebied steuren hebben opgehouden. Van steuren is bekend dat zij riviermonden opzoeken om te paaien zuiver water verlangen. Deze in de middeleeuwen reeds beschermde vis, was enkel aan de graaf voorbehouden. Het lijkt me niet uitgesloten dat de abt of de meier van het klooster er zich eveneens te goed aan kon doen Het water waar de steur werd gevangen moet de monding van de Zijpe zijn geweest. Verder bevatte de grondlaag veel kogelpot scherven tot een hoogte van ongev. 1.80 m. welke van hetzelfde kleimateriaal zijn gebakken als de friese potten uit de Romeinse tijd. Boven 1.80 werden de scherven blauwgrijs van kleur en waren ze ook harder van baksel. Hiervoor werd waarschijnlijk de nieuw afgezette (rivier)klei gebruikt, hetgeen voort duurt tot het einde van de Hollandse kogelpotten periode. V Deze laag tekende zich als een bult af, die tegen en gedeeltelijk over laag IV is gestort. Laag V bestond hoofdzakelijk uit okergele turf-as. Behalve veel kogelpotscherven, was er geen ander materiaal te herkennen. De hoogste top van de asberg bevond zich op 76 cm. In de voorafgaande tijd is veel hout als brandstof gebruikt. Door het hoger worden van het Noordzee-waterpeil en daardoor veroorzaakte overstromingen moet de boomgroei vanwege het zout aanzienlijk zijn teruggelopen, waardoor het hout schaars werd. Zodra het land droogviel werd turf uit de oude moerasvelden als energiebron aangewend. Een rijke bron, waaruit wel tot in het eerste kwart van de 12e eeuw kan zijn geput. 6

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1997 | | pagina 8