Op school werd een klein examen afgenomen toen alle vragen behandeld waren.
Wij moesten 10 vragen beantwoorden die willekeurig uit de catechismus waren genomen. Hoeveel fouten ik had weet ik
niet meer maar Herman had alles goed. er mankeerde geen woordje aan.
"Jammer dat hij niet door kan leren", zei de pastoor "want hij zou best notaris of dokter kunnen worden", maar die
mogelijkheden waren alleen voor rijke kinderen weggelegd.
Meester Blad ging met pensioen toen ik in de vierde klas zat. Velen vonden dat jammer want hij was een geziene man en
geliefd bij de schooljeugd, in Tuitjenhorn is een straat naar hem vernoemd.
Door het vertrek van meester Blad kregen wij een katholieke hoofdonderwijzer, meester Immens uit Sassenheim. Door
zijn komst werd de school Rooms Katholiek en wij kregen nu ook godsdienstles in de klas. Ook moesten we bidden
voordat de lessen begonnen. De kinderen van kleermaker Kuiper van Kalverdijk waren niet "rooms" en daarom gingen
zij naar de school in Dirkshom. Ze konden best leren en later werd Gert Kuiper een beroemd sterrenkundige in Amerika.
Alleen Jan Rijkenboer die niet katholiek was maar dicht bij school woonde en kameraad was met mijn broer Herman
bleef op school. Zijn ouders vatten het laconiek op door te zeggen, "hij wordt er met slechter van". Vanaf die tijd kregen
we elk kwartaal een schoolrapport mee, vader moest dit ondertekenen.
Huiswerk kregen we niet mee. als de school uit was ging ik eerst naar huis. Daarna gingen wij met een heel clubje
allerlei spelletjes doen zoals: tollen, hinkelen, knikkeren, kaatsballen, touwspringen, ook wel met dubbele touwen. Met
beide handen moest je gelijkmatig slingeren voor de inspnngster. Dat was nog een kunst en een mooi gezicht. Ook
spelletjes die wij zongen zoals: zakdoekje leggen, witte zwanen-zwarte zwanen, alweer een nieuwe koning, binken om de
kerk heen (dat vond ik een prachtig spel) twee emmertjes water halen, herder laatje schaapjes gaan.
Donderdags voor de eerste vrijdag van de maand gingen alle schoolkinderen te biecht. Pastoor Stieger ging dan voor de
communiebank staan. Hij wees dan met zijn vinger naar ons en vroeg: "Wie van jullie heeft er een doodzonde gedaan
diegene steekt zijn vinger op". Niemand die dat deed, want wat voor kwaad deden we eigenlijk Gaan jullie allemaal
maar weer naar huis", zei de pastoor dan en zo waren we weer te biecht geweest.
Ik ging op een keer te biecht en had mijn preveltje gedaan, pastoor Stieger zei dat ik een weesgegroetje moest bidden.
Maar gelijk erachteraan zei hij: "schiet ook maar op".
Pastoor Stieger was ruim van gedachte en zijn tijd ver vooruit. De mensen wisten wat zij aan hem hadden. Pastoor
Stieger leefde met zijn parochianen mee. Velen vonden het jammer dat hij werd overgeplaatst naar Naaldwijk.
Jaren later kwam pastoor Stieger weer terug op Tuitjenhorn ter gelegenheid van het 75-jang bestaan van de kerk m
september 1934. Vijf geestelijken, die allen pastoor waren geweest in Tuitjenhorn, gingen samen voor in de kerkdienst.
Het was groot feest. Ik mocht van een kennis die ziek was op haar plaats gaan zitten. Links aan de zijkant in de eerste
bank. Het was een mooi plaatsje en ik kon alles goed overzien. Vroeger werden de plaatsen in de kerk verkocht en
hadden families jarenlang dezelfde plaats. Voor de armen waren er achter in de kerk aparte plaatsen (armenbanken). Na
afloop van de plechtige Heilige mis gingen alle geestelijken de sacristie in.
Volgens mij ging er iets gebeuren want de meeste mensen bleven zitten. En ja hoor, daar kwam pastoor Stieger weer
terug, zonder misgewaad en ging alle banken langs om de parochianen de hand te schudden. Later stond hij in het
portaal, de mensen dringen allemaal om hem heen en ik hoorde verschillende mensen vragen: "ken je mij nog pastoor9"
Dat vroeg ook Guurt van Duin aan pastoor, "ik dacht dat jij in het klooster zat Guurt", zei pastoor. "Nee pastoor"
antwoordde Guurt "in mijn proeftijd ben ik daar weggegaan, nu ben ik getrouwd met Jaap Buter en wij hebben tien
kinderen". "Dan heb je nu een veel groter klooster Guurt" zei pastoor. Dat was nou pastoor Stieger die blij was zijn oude
parochianen terug te zien. In Tuitjenhorn hebben ze een straat naar hem vernoemd.
Ook is er een straat vernoemd naar Bogtman, die zijn geld naliet aan de armen. Van dat geld werd vet en turf gekocht.
Dat werd dan weer verdeeld onder de anne mensen. Mijn broers brachten de kaarten rond waarop vermeld stond
wanneer je jouw deel kon afhalen. Moeder was dan de hele avond aan het vet smelten op de kachel. De kanen kregen wij
op brood, met een beetje zout erop was dat erg lekker.
Voordat pastoor Stieger vertrok naar Naaldwijk kwam hij op een avond zelf bij ons vragen of moeder nog een best
veren bed kon gebruiken. Daar was moeder erg blij mee want wij sliepen allemaal op haverdop bedden. We sliepen met
z'n vieren in de bedstee: Clazien, Bet en ik. Mijn broertje Cor lag in de kreb aan het voeteneinde. Een kreb is een soort
bak aan de wand van de bedstee.
18