In het voorjaar van 1917 greep de gemeente Harenkarspel in, maar vraag niet hoe. Wij moesten verhuizen van
de Speketerspolder naar Kerkbuurt, in de gemeente Harenkarspel. Het was niet uit vrije wil. maar noodgedwon
gen. We kregen het alleroudste huis dat in Harenkarspel stond toegewezen. We moesten leven van kerk en dorp.
maar kregen teveel om dood te gaan en te weinig om van te leven. Ik was toen drie jaar oud. Toen we gingen
verhuizen hielp een broer van mijn moeder, ome Cees Meester. De gezondheid van vader was nog steeds erg
slecht. We gingen met een grote Praam (een soort schuit) waar heel ons hebben en houden in kon. Eenmaal op
de plaats van bestemming waren mijn ouders verbijsterd, zo'n oude keet als het huis was. Het was een lang
huis. drie onder een kap. Het middelste gedeelte had lange tijd leeggestaan en was totaal verwaarloosd. Grote
scheuren in de kale muren, gaten in de vloeren, muizen, ratten en een lekkend dak. Een heel grote kamer met
twee bedsteden en een grote kast. De zogenaamde keuken was een leeg hok met geen enkele kast erin. alleen
een buitendeur en een raam. De vloer bestond uit harde aangestampte aarde, ook in de gang die naar de
achterdeur liep.
Mijn oom kon 's avonds thuis geen hap eten door zijn keel krijgen, af en toe schudde hij zijn hoofd en zij tegen
mijn tante: "Waar Marijtje nou toch terecht is gekomen, dat is niet te geloven Zijn vrouw, tante Geertje was
erg met mijn ouders begaan. Tante Geertje kwam af en toe langs op de fiets vanuit Oudkarspcl om een zakje
met boodschappen te brengen, terwijl ze het zelf ook niet zo breed had.
Wat zal het allemaal een overgang geweest zijn voor vader en moeder, heel veel moed hebben ze moeten
opbrengen om het ondanks de armoe en ellende voor hun kinderen zo leefbaar mogelijk te maken.
De zuidkant van het huis werd bewoond door de weduwe Spaansen en haar zoon Jan. Aan de noordkant was
het "Armenhuis" dat werd beheerd door de familie Pancras. Wij kwamen terecht in het middelste gedeelte, en
waren zo beland in het aloude huis "De Lange Baan".
Kort nadat wij er kwamen wonen overleed buurman Pancras. buurman had een houten been. Wat later trouwde
weduwe Pancras met de zoon van weduwe Spaansen. Ze trok daarbij in en bleef zo onze buurvrouw, daarna
werd het armenhuis beheerd door de familie Kief).
Wij. als kinderen, beleefden de aankomst heel anders, ons leven veranderde radicaal. Dc grotere buurtkinderen
vertelden ons later dat wij hun met grote ogen en open mond stonden aan te staren. Ik was nog maar net drie
jaar. De Lange Baan stond vlak bij de school, zoveel kinderen bij elkaar hadden wij nog nooit eerder gezien.
Mijn zusje Afie die een jaar uitstel had gekregen van de school ging gelijk met Bet naar de eerste klas. beiden
kwamen ze in een heel andere wereld.
In het gedeelte van De Lange Baan waar wij woonden had Dirk Kurver, bijgenaamd "Dirk de Daaier" gewoond.
Die naam had Dirk te danken aan een praatje in de scheerwinkel. Ze hadden het eens over de hemel en de
barbier vroeg aan Dirk of hij ook in de hemel dacht te komen. "Nou", zei Dirk. "dat weet ik niet. dat zal wel
een daaier weze" ('t kan vriezen,) kan dooien).
Voor zijn vrouw bracht die bijnaam nare gevolgen met zich mee, na zijn overlijden zag ze hem steeds op de
wand verschijnen, het gaf niet als ze er een laken voor spande. Steeds kw am Dirk zijn hoofd er weer bovenuit,
uit pure wanhoop ging ze naar de pastoor. Ze had er geen rust meer van. want Dirk was niet in de hemel.
Pastoor wist niet beter te doen dan de wand te zegenen maar het gaf niets. Dirk bleef komen. Teneinde raad
hebben ze de vrouw naar het armenhuis gebracht, dat was onder hetzelfde dak. Kort daarna is ze overleden.
In het armenhuis woonde ook Jan Komen. Die man had geen gehemelte waardoor hij de hele dag kwijlde, de
ene rode zakdoek na de andere gebruikte hij. Vanwege zijn handicap sprak hij moeilijk, we konden hem slecht
verstaan.
Kees Smit woonde ook in het armenhuis, hij was niet goed bij zijn verstand maar deed geen kip kwaad.
Werken deed Kees niet, meestal zwierf hij over straat.
Toen wij er al woonden kreeg het armenhuis een nieuwe bewoner. Ab Huiberts. een oude vrijgezel, hij kon
moeilijk uit de voeten en strompelde met een stok.
Het waren mensen die verstoten waren uit de maatschappij en nooit geen bezoek kregen. Ze leefden in een
grote leegte van de ene dag in de andere. Ze verbleven in een grote kamer die de "ziekenbarak" werd
genoemd. Het was gescheiden van onze keuken door een dun houten schot. Door de kieren heen kon je die
mensen zien zitten, de ene nog wezenlozer dan de ander.
24