Een vrachtwagen in oorlogstijd
Tijdens de oorlog was er weinig of geen benzine beschikbaar voor gewone auto's. Bedrijven of
personen met een vrachtwagen kregen een vergunning om benzine te kopen als ze konden
aantonen dat ze b.v. voor de voedselvoorziening reden of andere in Duitse ogen onmisbare zaken
moesten vervoeren. De toewijzingen van benzine werden in de loop van de oorlog steeds kleiner
zodat men op andere wijze probeerde de auto voort te bewegen. Een van de 'uitvindingen' die
daarvoor gebruikt werden was de zogenaamde gasgenerator.
Grote ronde gevaartes, soms wel anderhalve meter hoog werden achter de cabine gemonteerd en
gestookt met hout of antraciet.
Voor de rit gooide men de generator vol met hout of kolen, onder op een rooster brandde een
stevig vuur. De gassen die door verbranding ontstonden werden door de motor aangezogen en
ziedaar, de auto reed, als je maar zorgde dat de generator gevuld bleef.
Ook expediteur Jo Dekker
uit Warmenhuizen reed met
zijn Chevrolet trailer uit
1938 tijdens de oorlog met
een gasgenerator gestookt
op hout. Enorm smerig en
vreselijk bewerkelijk, terwijl
het rendement soms bedroe
vend was.
Je moest zelf het hout za
gen, kloven en drogen, wat
met veel lawaai en rommel
gepaard ging. En als het
hout niet heel goed droog
was, brandde de generator
kachel miserabel en produ
ceerde ook weer minder gas.
Op zich was het rijden al geen pretje, vooral een rit over de Afsluitdijk was gevaarlijk omdat soms
Engelse vliegtuigen alles wat daar reed beschoten.
Op het eind van de oorlog was er bijna geen hout meer te krijgen. Bovendien namen de Duitsers
alles wat nog kon rijden in beslag, of je nou een vergunning had of niet.
Dekker besloot de Duitsers voor te zijn. De motor werd uit de truck gehaald en bij het stationnetje
van Warmenhuizen goed ingepakt in de grond verstopt. Stationchef Wiering, familie van Dekker
wist er van en verschafte tevens een vrachtbrief van de N.S. waarin stond dat de motor van de auto
ter reparatie per spoor vervoerd was.
Op zekere dag werd mevrouw Dekker gebeld door mevrouw Heman, toen een drogisterij, nu de
Doe-Het-Zelf zaak, dat er Duitse Sicherheits Dienst mensen op weg waren naar hun adres.
Het ging natuurlijk om de auto. Drie Duitsers in leren jassen en met de onmiskenbare uitmonste
ring van de S.D. stonden binnen de kortste keren bij mevrouw Dekker in huis. Ze had haar
kinderen uit voorzorg om zich heen gezet. De heer Dekker was niet thuis.
Op hoge toon vroegen de Duitsers naar Herr Dekker, de auto, de papieren enzovoorts. Zogenaamd
niets verstaande of begrijpende begon mevrouw Dekker in een la van het bureau te zoeken en liet
even later de vergunning om groenten te vervoeren zien. Dit was absoluut niet naar de zin van de
S.D.ers. Hun optreden werd nog brutaler en grover. Ze moesten nog meer papieren zien. Toen
mevrouw Dekker de vrachtbrief van de N.S. liet zien waarop stond dat de automotor voor reparatie
per spoor vervoerd was, bedaarden ze wat. Een van hen had de auto zonder motor bekeken en er
bleek dat er met zo'n vehikel onmogelijk te rijden viel.
Alle aangereikte papieren verdwenen in de S.D. zakken en na nogmaals naar de heer Dekker
gevraagd te hebben vertrokken de 'heren' van de S.D. De familie Dekker heeft er nooit meer iets
van gehoord, wel duurde het lang voor mevrouw Dekker over de schrik heen was. "Ik stond toen
te trillen op mijn benen," zegt ze. "En als ik er jaren later nog aan terug dacht deed ik dat weer."
23