navolging van hem latere auteurs, 'want de aanbevolen stelling lag ver achter de huidige kering'. 'Het was niet zo'n gek idee', stelde Schoorl meer dan eens. Handhaving van de bestaande ligging betekende immers dat de problemen bleven. Stormvloeden bleven zware schade toebrengen aan de zeewering, zo zelfs dat het gevaar voor doorbraken niet ondenkbaar was: na de zware decemberstormen van 1792 was er nauwelijks meer sprake van een waterkering. De toestand was toen zo kritiek dat er 'eindelijk' aan een kunstmatige verdediging werd gedacht. Dat 'kunst-matige' moest volgens directeur-generaal van 's lands rivier- en zeewerken Chr. Brunings wederom gezocht worden in de aanleg van 150 m. lange en 15 a 18 m. brede hoofden en van een binnenberm op rijswerk om verzakkingen tegen te gaan. Zijn idee werd door het hoogheemraadschap gerealiseerd. Maar helaas, zonder dat het gewenste doel werd bereikt. De nieuw aangebrachte paalwerken bleken het tijdens de beruchte stormjaren 1825 en 1839 niet te houden. In dat laatste jaar werd daarom besloten de zanddijk tot één rechte dijk om te bouwen, evenwijdig aan de kust; de bouw van hoofden werd voortgezet tot men in 1853 het getal van 29 bereikte. Langzamerhand tot wanhoop gedreven door de voortdurende beschadigingen, die steeds maar weer hersteld moesten worden greep het hoog-heemraadschap te langen leste naar de oplossing die in deze jaren meer gezocht werd als men er echt niet meer uit kwam: er werd een prijsvraag uitgeschreven. Een oproep verscheen in de Staatscourant van 23 januari 1864 en weldra kwamen de inzendingen binnen. Na veel geharrewar werd de Hondsbossche gerenoveerd volgens de methode C. van Foreest, die de opvatting huldigde: 'Ik meen dat eindelijk voorgoed met het sedert eeuwen gevolgde stelsel moet worden gebroken en dat niet langer door paalwerk en andere middelen een daarachter gelegen zanddijk moet worden beschermd, maar dat die dijk zelf zo sterk moet worden gemaakt, dat paalwerk en andere kostbare verdedigingswerken overbodig zijn'. 'Juist', zou Schoorl gezegd hebben, 'maar dat had men sinds de dagen van Andries Vierlingh kunnen weten!' Tenslotte Na publicatie van De Convexe Kustboog (geprojecteerd 1998 tot 2000) zal het stiller worden rond de wetenschapper/ tekenaar/ levenskunstenaar Henk Schoorl. Van zijn kreet: 'nog voor 200 jaar werk' zal helaas niets meer terecht komen. Dus geen artikel meer over Abraham Bluzé, secretaris en kastelein van de Honds bossche (1657-1720). Bluzé had het onderwerp van uitgave 14 van onze Kring zullen zijn. Een invloedrijk man, een van degenen die in 1688 het grote Statenrapport opstelde, waartoe Dirck Abbestee de aanzet had gegeven. Zijn levensbericht stond Henk al in 1958 voor de geest. Volgens hem was het verhaal 'bijna' klaar. Althans op zijn Schoorls: het zat in zijn hoofd. Een weekend jezelf opsluiten en klaar was het verhaal. Ook geen uitweidingen meer over Jan Willemsz. Harge (1703-1757), secretaris van Callantsoog, landmeter, opziener van 's Lands Werken op Vlieland en Terschelling. Henk had graag eens een roman over deze man willen schrijven. Harge was een kleurrijke figuur, die het nogal eens met de baljuw van Alkmaar aan de stok kreeg. In 1740 werd hij op een valse beschuldiging ('vexatie' of afpersing) gearresteerd en werd een tijdlang in Callantsoog opgeborgen in de arrestanten-verblijfplaats: een kuil in de grond met een luik als deksel. Naderhand werd hij door de Hoge Raad vrijgesproken. 'De opdracht voor velen' die dr. Henk Schoorl heeft achtergelaten blijft echter binnen en buiten de Vriendenkring bestaan. De inmiddels verschenen uitgaven van de Vriendenkring nummer 11 (over Petten) en nummer 13 (over de prijsvraag van 1864), alsmede de Beschrijving en Inventarisatie van het archief van De Hondsbossche en Duinen laten iets van de richting vermoeden waarin zijn vrienden denken. Schagen, oktober 1998. Herman Lambooij. Noten Hondsbossche Sluis te Zaandam. 1. H. Schoorl, Kust en Kaart. Artikelen over het kaartbeeld uan het Noordhollandse kustgebied, Schoorl 1990. 2. Ibidem pp.148-153. Afronding van Schoorls bibliografie in dit nummer. 3. H. Schoorl, Zeshonderd Jaar Water en Land. Bijdrage tot de historische Geo- en Hydroprajie uan de Kop uan Noord-Holland in de periode ca. 1150 tot ca. 1750, (Groningen 1973) 40-64. 4. Over deze prijsvraag: D. Aten en M.W.C. Nieuwjaar, Beslissendejaren uoor de Hondsbossche. DijkcjraaJVan Foreest en de prijsuraag uan 1964. Dertiende uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche, Edam 1997. 5. Zie onder meer: 'Dirk Pietersz. Abbestee. Grondlegger van een school van kaarttekenaars en Opzieners van 's Lands werken in de Kop van Noord- Holland', in Kust en Kaart, pp.35-53. 6. H. Schoorl, 'Het gebruik van oude kaarten bij historisch-geografisch onderzoek', in: Kust en Kaart, pp. 68-76. 7. Later is vanwege de achteruitgang van de 'zachte' duinenkust bij Camperduin hoofd nummer 'o' gelegd. Het aantal hoofden bedraagt dus momenteel 30. 8. Over hem in Schoorls hiervoor genoemde artikel over Dirk Pietersz. Abbestee. Vgl. ook: J.T. Bremer, Oorkonden in Steen, Helderse Historische Reeks nummer 3, (Schoorl z.j. [1991]) 119-123. 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1998 | | pagina 13