1 Twee Zijper kaarten, of: hoe kaarten volgens Schoorl als bron moeten worden gebruikt. Onze kustgeschiedenis van de 16e eeuw is vooral dankzij de nauwkeurige en beredeneerde reconstructiefasen van J.Westenberg goed bekend. Deze was gewoon om oude kaarten op een moderne topografische kaart te projecteren. Door aldus fase voor fase terug te werken in de geschiedenis kreeg hij een betrouwbaar overzicht van het kustverlies en van het lot der dijken waarmee gepoogd was dit proces tegen te gaan. Westenberg deed zijn werk aan de hand van een drietal kaarten van de Zijpe. Speciaal een ongedateerde kaart uit 1572 van Adriaen Anthonisz neemt in zijn reconstructie een belangrijke plaats in. Dit was voor Schoorl, Westenbergs 'leerling', reden genoeg om de betrouwbaarheid nog eens nader te controleren. Daar was nogal wat op aan te merken. Al gauw bleek het dat op deze kaart situaties van diverse ouderdom tussen ca. 1550 en 1572 voorkomen. Situaties van 1572, maar ook situaties die nooit werkelijkheid waren geworden of al tot het verleden behoorden. Zo zijn bijvoorbeeld de verwoestingen die de Allerheiligenvloed aan de Hondsbossche had aangericht niet aangegeven. De kaart geeft verder een voltooide bedijking weer, terwijl dat beslist nog niet het geval kan zijn geweest. Voor Anthonisz was het namelijk van belang de juiste kartering van de polderdijken weer te geven, de verbindingsdijken met het voormalige eiland Callantsoog en de verkaveling. Daar legde hij dus de nadruk op. De aangrenzende gedeelten hoorden er wel bij, maar die kwamen er voor hem minder op aan. Iets soortgelijks is gebeurd met de beroemde kaart (uit het atelier) van Jan van Scorel van 1552. De kunstenaar gaf hierin zijn impressie van de bedijking van de Zijpe. En passant werd het hele Noord-Hollandse kustgebied tussen Petten en Eierland meegenomen. Bij het vervaardigen van de kaart is echter, aldus Henk Schoorl, gewerkt naar een oudere kartering. Het algemene beeld, de oppervlakkig aangegeven eilanden Callantsoog en Huisduinen, voorzien van ronde en in hoefijzervorm getekende duinen, dit alles vertoont een overeenkomst met de voorstelling die ook aan de kaarten van dit gebied van Willem Hendricxz Croock (1529/30) ten grondslag moet hebben gelegen. Zowel Croock als Van Scorel baseren zich op een ouder voorbeeld, waarbij voor West- Friesland en het Noorderkwartier metingen ten grondslag lagen. Voor de overige gebieden gold dat niet. Voor Texel greep de tekenaar op een ander voorbeeld terug. Waarschijnlijk was het dezelfde bron die ook Christiaan Sgroten heeft benut. Twee omstreeks 1552 gecorrigeerde kustgedeelten op de Van Scorel- kaart geven zekerheid dat aan de kaart een kartering uit het eind van de 15e eeuw ten grondslag ligt, namelijk bij Petten en Zuid- Texel. Bij de restauratie van de kaart op het atelier van het Rijks Prentenkabinet in 1976/77 kwam een weggeplakte voorstelling van de dorpskerk van Petten te voorschijn die binnen de bescherming van de Schoorlse dijk te zien valt. De kerk was echter al vóór 1506 naar hoger terrein buiten en benoorden deze dijk verplaatst. Na het wegplakken van de verouderde situatie is in 1552 de voorstelling door een andere hand naar de contemporaine toestand gecorrigeerd, waarbij de tussen 1549 en 1552 gerestaureerde Hondsbossche en een - ander - kerkje zijn bijgetekend. Dezelfde hand die de situatie bij Petten corrigeerde tekende aan de zuidzijde van Texel twee bakens aan een nieuw ontstane geul, het Spanjaardsgat. In het oorspronkelijke kaartbeeld van Van Scorel, dat eind i5e-eeuws is, was de situatie anders. Henk Schoorl en de verdere geschiedenis van de Hondsbossche Met de bedijking van de Zijpe (1597) was het grootste gevaar voor de Schoorlse Zeedijk - en de Westfriese Omringdijk - geweken. Toch bleek het al spoedig daarna noodzakelijk de nieuwe zeewering die honderd roeden achter de vorige was opgeworpen, met een deel van de Dromer te moeten prijsgeven. Weer een (Nieuwe) Wakerdijk werd rond 1750 aangelegd. Maar ook deze bleek dertig jaar later zover te zijn teruggedrongen, dat ze praktisch kwam samen te vallen met het meest westelijke deel van de Schoorlse Zeedijk. De Hondsbossche en de zeedijk om Petten waren in eikaars verlengde komen liggen. De vraag deed zich nogmaals voor of men nog verder terug moest? Inderdaad, vond Rijnlands landmeter Melchior Bolstra, in 1754 winnaar van een door de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen uitgeschreven prijsvraag. Op de vraag: 'Welke zijn de Waare Oorzaaken dat het strand bij Petten en de Hondsbossen zedert eenige laaren zo aanmerkelijk is afgenomen?' had hij geantwoord dat de Hondsbossche veel te ver in zee stak; een gevaarlijke ligging, nog eens vergroot door het buitendijken van oude dijkputten. Een 'kaap'-positie zou Schoorl zeggen. Bovendien was de wakerdijk op slechte ondergrond komen te rusten en zakte steeds na. Bolstra stelde voor, rigoureus terug te trekken op de lijn Munnikeweg- Hazedijk, de Dromer te slopen, met de vrijgekomen specie de dijkputten te dempen en de Schoorlse Zeedijk te versterken. Door dit alles zou een breed strand worden geschapen dat bijvoorbeeld met behulp van lage hoofden kon verstuiven. Dit plan is nooit uitgevoerd. 'Gelukkig', aldus Conrad en in Vestiging van de Gecommitffrde Raden in Hoorn. Henk Schoorl was een groot kenner uan het archief uan deze organisatie. 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1998 | | pagina 12