Het werk aan de zeewering kon tenslotte beslist niet langer
worden uitgesteld. Het bestuur van de Hondsbossche nam
maatregelen om de werkzaamheden door een 70-tal Sliedrech-
ters onder bescherming van een 25-tal rijksveldwachters te
doen uitvoeren. Deze Sliedrechters vroegen echter voor een
heel jaar f 30,- per week!
Een aantal Pettemers daarentegen had, aldus de Zijper Cou
rant van 30 januari 1918, inmiddels elders werk gevonden:
de schade aan dijken na de watersnoodramp was enorm.
Het herstel is tenslotte vrij moeizaam op gang gekomen.
Ruim 90 man, waaronder een twintigtal steenzetters uit
Sliedrecht, was volgens de notulen van de vergadering van
25 april 1918, aan het werk. "De geest onder de arbeiders is
goed." Aldus het verslag van 31 juli 1918.45
Uit de gemeenteverslagen over de jaren erna (tot de opheffing
van de gemeente Petten als zelfstandige gemeente), blijkt dat
er doorgaans 50 a 60 man dijkwerkers en 10 a 15 steenzetters
waren. De verslagen vermeldden helaas niet in hoeverre deze
mensen al die jaren ook werkelijk aan de zeewering werk
gevonden hebben en al helemaal niet in hoeverre de door hen
verdiende lonen toereikend waren voor een menswaardig
bestaan. In 1919 meldt de dij kgraaf datin Petten geen
werkloosheid van enige betekenis voorkomt, (doordat) bij
onze zeewering 60 man, bijna allen hoofden van gezinnen
tegen flink loon aan het werk zijn (en) de overige Pettemers in
de rijkszeewering werken". (G.A.P. 1919 no. 321)
Aangezien er in het kader van de zogenaamde Zuiderzeewer
ken heel veel werk voor dijkwerkers te verrichten viel, mogen
we aannemen dat deze uitspraak ook voor de volgende jaren
gold. Hoewel het in de meeste gezinnen nog echt geen "vet
pot" was, behoorde de ergste armoede tot het verleden.
Solidariteit
In 1920, de bouwarbeidersbond te Petten bestond toen zes
jaar en had ongeveer zestig leden, besloot men een fonds voor
ouden van dagen te stichten. Dat betekende dat elk lid naast
zijn normale contributie (f 0,40 per week) een vrijwillige
wekelijkse bijdrage gaf, om hun oude en "afgewerkte" dorps
genoten een menswaardig bestaan te verschaffen. Vanaf 1921
was deze bijdrage f 1,- voor hen die f 20,- verdienden, f 0,50
voor diegenen dief 15,- tot f20,- per week kregen en f 0,15
voor jongeren die nog geen f 15,- beurden. Daardoor kon een
uitkering worden verschaft van f 12,- per week aan gehuwden
en f 10,- aan niet (meer) gehuwden. Toen het bestuur van het
Hoogheemraad besloot elke werknemer uit Petten op 65-ja-
rige leeftijd te ontslaan en een uitkering van f 6,- uit te keren,
konden de vrijwillige bijdragen omlaag en de wekelijkse
uitkeringen enigszins omhoog (tot f 14,- resp. f 12,-).
Deze regeling is in Petten tot 1947 (Noodwet Drees) van
kracht gebleven.
48
Gedenksteen, geplaatst ter gelegenheid van de herbouw van het Gemeenlandshuis
m Petten, 1948.
GEEN VLOED DAN DIE TEUTOONS UIT DE OOST GEWELDIG OPKWAM
BESPRONG NOG OOIT DIT KUSTVOLK MET ZOO BARSCHEN SCHAL
DOCH - TOEN GEEN MACHT HET VOOR HUN CORP MEER LANGER OPNAM -
BLEEF, TEGEN HET GEWELD DER ZEE, HUN WERING PAL
PETTEN HERRIJST WAT LANG. BIJ DAGEN EN BIJ NACHTEN.
GOLD. GELDT OPNIEUW. GEBEITELD IN HET DIENSTGEBOUW
DE HONDSBOSSCHE BESCHUT HET DORP, WELKS MANNENKRACHTEN
HAAR KRACHT WEER DOOR HUN WERK WAARBORGEN TROUW OM TROUW