najaarsstormen komen het risico erin zit zonder vakbekwaam personeel te zitten. "Indien de vergadering kan besluiten meer geld toe te staan wordt staking voorkomen", probeert nog een van de hoofdingelanden. Weer een ander doet een poging tot een compromis: laat allen veertien dagen werken met een week rust. Toegeven echter zou volgens de hoofdopzichter "leiden tot den toestand in Westkapelle waar de directie niets heeft in te brengen." Staking En dan barst de bom. De vier vaste mensen - de hoofd opzichter, de vaste arbeiders Jan en Klaas Bellis en timmerman J. Schotvanger - blijven aan het werk, de rest staakt. "Door het drijven der socialisten beleven we lastige tijden.Aldus de notulen van 14 januari 1916. Veel werk en geen mensen, '"t Gaat niet om 't geld," aldus de voorzitter, "doch om wie de baas is." Anderen denken daar iets anders over: "Het is enkel en alleen een geldzaak." Waarschijnlijk was het beide: een geldkwestie en een prestige zaak. Uiteraard gaan de gedachten van de bestuurders in de richting van aanbesteding. Aldus wordt besloten. Watersnood 1916 Het zit de heren echter niet mee. Nog tijdens de vergadering van 14 januari zijn grote delen van de provincie (Anna Paulowna, Waterland) door de storm onder water gelopen. Deze ramp is aanleiding tot het besluit de Zuiderzee af te sluiten (Amsteldijk/Afsluitdijk). Bovendien wordt door de provincie besloten tot de oprichting van het hoogheemraad schap Noordhollands Noorderkwartier (1919), waarbij de zeven oude waterschappen in het Noorderkwartier, waaron der het aloude hoogheemraadschap De Hondsbossche en Duinen tot Petten, worden opgeheven en nog eens achttien hun waterkeringtaak kwijtraakten In de vergadering van 3 februari 1916 deelde de voorzitter mede dat door de storm de zeewering "vrij belangrijk" beschadigd was, dat herstel dringend gewenst is, maar dat het werkvolk hiertoe niet genegen is. In het dagblad "Het Volk" stond zelfs een bericht dat de dijk in gevaar is. Het doorsijpelen van watei; aldus de voorzitter is echter een normaal verschijnsel dat zich steeds en vooral bij hoge vloed voordoet. Met de voorzitter van de (vak)bond was onlangs langdurig gesproken. Men wil een collectieve arbeidersovereenkomst (voor twee jaar), met lonen van f 18,- (steenzetters), f 16,- (sjouwerlui), f 15,- af 17,- (heibaas/kraandrijver) enf 14,- a f 16,- (overige arbeiders). "De heer Mann raadt toegeven ten sterkste af". "Als we op 't voorgestelde ingaan, zitten we er voorgoed onder!Men besluit de eisen niet in te willigen en tot aan besteding over te gaan. Als in de volgende vergadering (23 februari 1916) de inschrij vingsbiljetten bekeken worden (fa. De Groot te Barsingerhorn f82.900,-, H. Wijkerte Den Helder f95.000,- en C. Roozendaal te Enkhuizen f 137.100,-) is de schrik groot: wat een bedragen! Maar ja, "we zullen wel tot gunning verplicht zijn", aldus een van de bestuurders. En zo geschiedt: De Groot krijgt het karwei. Maar of hij er blij mee is? Uit de notulen van 7 april blijkt dat "de aannemer met den besten wil geen werkvolk kan krijgen. Had hij menschen uit den vreemden genomen, dan werd met posten gedreigd en was politiehulp nodig geweest. Door de velerlei werkzaamheden ten gevolge der doorbraken der zeedijken, was overal tegen hooge loonen overvloedig werk te krijgen." "De werklieden hebben in den tegenwoordigen tijd de macht in handen, waardoor aan toegeven van de gestelde eischen moeilijk te ontkomen is." Tenslotte wordt een compromis gesloten (9 maart). Met de tarieven is de dijkgraaf akkoord gegaan voor de periode van twee jaar. "De aannemer is met volle kracht met 80 mensen aan het werk" (26 juli 1916). Toch blijven de spanningen. In de voorjaarsvergadering (15 maart 1917) komt ter sprake dat er moeilijkheden zijn omdat aannemer De Groot "slechts met een gedeelte wilde beginnen (terwijl) de arbeiders allen tegelijk aan het werk wilden gaan." Omdat men door de strenge winter weinig had kunnen werken en ook de aanvoer van materiaal stagneerde, bleek ook nu "tegemoetkoming aan den eisen...de eenige weg om het werk, dat toch al eenige tijd had stilgelegen, weer te kunnen aanvangen." "Allen of geen" "De werklieden zijn en blijven lastig" (9 augustus 1917). De aannemer ziet geen kans om voortdurend met de "volle ploeg" van zestig man te blijven werken en wil na 1 oktober met slechts 18 man blijven doorwerken, "wat echter geenszins naar den zin der Pettemers was. Allen of geen is de eisch. De Groot kon hierop niet ingaan, waarna allen het werk neer legden. De lossing van eene lading steen ondervond veel last. Onder politietoezicht kon hiermee echter door werkmenschen van De Groot worden doorgegaan, niettegenstaande getracht was een der motoren, waarmee kranen worden gedreven, in het ongereed te brengen." Naar aanleiding van de staking kwam een brief van de burge meester van Petten, "Die verzocht aan den rechtmatigen eisch der werklieden toe te geven." "Dat hierop niet kon worden ingegaan, is te begrijpen," zegt de voorzitter, "we zouden hier Zeeuwsche toestanden krijgen..." Men kon natuurlijk concluderen dat het een probleem van de aannemer was - en dat deed men natuurlijk ook - maar daar mee kwam 't werk aan de zeewering niet gereed. En dat was 46

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 1993 | | pagina 46