meene veiligheid niet belemmerd (wordt)."Uit de besluiten
van Gedeputeerde Staten van 21 augustus 1872 blijkt dat
"J. van Haaften, aannemer van het reconstrueren en herstellen
van 29 hoofden op het strand te Petten, het maken van eene
steenglooijing en daarmee in verband staande werken, het
bouwen van 2 steenen sluizen en het uitdiepen van de
Hondsbosschevaart", vergunning krijgt om "tot uitvoering
dier werken (mag) plaatsen één stoomloskraan aan de
Jacob Klaassensluis (gem. Zijpe) en één stoomloskraan, een
locomobil en een locomotief onder de gemeente Petten.
Wanneer later het aantal strandhoofden in noordelijke
richting wordt uitgebreid tot aan Sint Maartenszee (1881-'84)
heeft het rijk "ten behoeve van den aanvoer van bouwstoffen
voor de Rijkszeewerken te en benoorden Petten", een werk
spoor aangelegd waardoor het mogelijk werd "steen, puin,
klei, rijshout, perkoenpalen enz. aan het Noordhollandsch
Kanaal uit de vaartuigen regtstreeks in spoorwagens over te
laden en daarmede naar het strand en de Pettemer Zeewering
te vervoeren. Het kostbare overladen aan de Zijpersluis in
kleinere vaartuigen, waarmee de Leihoek kan worden bereikt
en het dure transport der bouwstoffen van den Leihoek naar
de hoofden, die op het noorderstrand in de laatste jaren tot
strandpaal 18 zijn aangelegd" kon daarmee komen te vervallen
(vergadering College van Hoofdingelanden van de Zijpe en
Hazepolder, 2 maart 1885).
Het werkspoor liep van de los- en laadsteiger even ten noor
den van Sint Maartensvlotbrug in westelijke richting.
Bij de oversteek van de Belkmerweg was "het luiden ener
luidklinkende bel" voorgeschreven. Op de hoogte van paal 18
(Sint Maartenszee) sloot het werkspoor aan op dat langs de
zeewering tot Kamperduin. De "ingraving in de Pettemer
duinen" mocht niet dieper zijn "dan tot 6 M. boven volzee,
zijnde de hoogte der Pettemerzeewering."
De reconstructie van de Hondsbossche Zeewering was aan het
eind van de jaren zeventig grotendeels gereed. Ook het werk
aan de Pettemer Zeewering was toen nagenoeg klaar.
En daarmee begonnen in het dorp weer de problemen van de
werkloosheid. In 1892 juicht het gemeentebestuur van Petten
het graven van een kanaal van de Stolpen naar Schagen zeer
toe vanwege de "tijdelijke vermeerdering van werkzaamhe
den", maar ook omdat deze kanaalverbinding "nieuwe hulp
bronnen van handel en verkeer" belooft.41
Sociaal-democraten
Van de 89 manlijke gezinshoofden stonden er in 1889
61 als arbeider of dijkwerker genoteerd. Pas sedert 1891 wordt
er in de gemeenteverslagen aangegeven in hoeverre het ging
om "waterbouwkundigen" of "grondwerkers". Vooral bij de
eerste categorie zijn ook jongens betrokken, meestal 2 tot 4.
De verhouding "waterbouwkundigen", "grondwerkers" ligt
tot de eeuwwisseling meestal op 25 a 30 resp. 10 a 15, daarna
zijn de aantallen gelijk (beide 20 a 24). Pas na 1920 is er in de
gemeenteverslagen sprake van 50 a 60 "dijkwerkers" en 10 a 15
"steenzetters". Het is echter volstrekt niet duidelijk hoeveel
dagen per jaar er door betrokkenen gewerkt kan worden. Dat
kon ook moeilijk aangegeven worden. Zolang er werk was en
er in verband met de weersgesteldheid gewerkt kon worden,
werd er gewerkt. Daarna niet meer en moest men maar zien
hoe zich te redden. Het verbaast dan ook niet reeds in 1886
een brief (3 april '86) van de officier van justitie aan de burge
meester te vinden, waarin verzocht wordt tijdig mee te delen
of versterking van de rijksveldwachter nodig is in verband met
een te verwachten bijeenkomst van sociaal-democraten. De
officier schrijft dat hij vernomen heeft "dat nogal ontevreden
heid onder de Pettemers heerst, omdat zij door de uitvoerder
van het Rijkswerk, Kros, als arbeiders worden geweerd."
Hij zou ook graag de naam van de kastelein te Petten verne
men, die - let op de formulering! - "voor de sociaal-democra
ten zijn locaal beschikbaar stelt". Het antwoord van de
burgemeester was helaas niet terug te vinden in het archief,
wél een brief van het verontruste "hoofdbestuur van den
Oranjebond van Orde", met de mededeling dat de "maat
schappij aan eene slepende ziekte lijdt. De giftige kiem der
sociaal-democratie heeft zich reeds tot eene breede plant
ontwikkeld" (1896). Voor Petten was dat laatste zeker het
geval en het zal degene die kennis genomen heeft van de niet-
aflatende armoede in dit zeedorp niet verbazen.
Toch is het pas tijdens de eerste wereldoorlog dat de vlam in
de pan slaat en er langdurige stakingen bij het werk aan de
zeeweringen plaatsvinden.
Opruiers!
Alkmaar, 3 april 1886
Aan de heerc Burgemeester te Petten,
Zoo het gerucht wil, zou eerstdaags ook binnen Uwe
gemeente eene bijeenkomst van Sociaal-democraten plaats
hebben, waarin vermoedelijk een der gewone opruiers, als
spreker zou optreden.
Mogt UEA bij die gelegenheid versterking der
Rijksveldwacht noodig oordelen, dan verzoek ik UEA mij
daarvan in tijd te onderrigte.
Ik schrijf UEA dit, omdat ik vernam, dat nog al
ontevredenheid onder de Pettemers heerscht, omdat zij
door den uitvoerder van het Rijkswerk, Kros, als arbei
ders worden geweerd.
Gaarne vernam ik tevens wat van dit laatste aan is.
Tevens zou ik gaarne vernemen den naam van den
kastelein te Petten, die voor de Sociaal-democraten zijn
locaal beschikbaar stelt.
De Officier van Justitie,
D.F. van Leeuwen.
38