AFBEELDING 2 I
Strandsuppletie bij Callantsoog en
het Zwanenwater (foto Henk' Honing bv
Heemskerk).
0,30 m. De kleilagen bevorderden de stabiliteit van de
vooroever tussen kilometerpaal 13 en kilometerpaal 14.
Ten noorden van Callantsoog en vooral daar waar tot
omstreeks 1500 het Heersdiep de kust doorbrak, bedroeg
in dat jaar het verlies lokaal wel 2 m. Hoewel de
kleilagen voor Callantsoog een zekere stabiliserende
werking hadden, waren de geringe duinhoogte en het
smalle strand alarmerend. Getoetst aan de richtlijnen van
de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen,
hernieuwd in 1984,31 zou in 1974 deze kust een super
stormvloed met een waterstand van 5>i° nl boven nap
niet kunnen weerstaan, maar slechts bestand zijn tegen
een stormvloed van 4,40 m boven nap.
De eisen, waaraan een zeewerend duin moet voldoen,
worden afgeleid uit het kustgedrag tijdens storm. Het
gemiddeld profiel vertoont in de loop van de tijd
fluctuaties, waarbij de dieptelijnen zich in korte tijd over
tientallen meters kunnen verplaatsen. Heeft de
verplaatsing een landwaartse tendens, dan vindt kust-
achteruitgang plaats. Bij storm wordt het van hoger
gelegen strand en duinen afgeslagen zand zeewaarts
verplaatst; 11a de storm blijkt een deel van het
weggeslagen zand zich op het strand te hebben afgezet,
waarbij de strandhelling na de storm een flauwer verloop
heeft verkregen dan ervoor. Het gevaar voor de kust
komt niet uit incidentele stormvloeden, maar uit stroom-
23