Hoe dan ook, er waren er nu zoveel, dat er samen ge-
speeld, geleerd, gesport en soms (dat kon niet uitblijven)
geruzied werd. Veel later zelfs getrouwd, maar dat hoort
bij het slot van dit verhaal.
Overigens, niet alleen Amsterdammertjes kwamen hier
overleven. Ook Rotterdam en Den Haag waren hier ver-
tegenwoordigd, maar de hoofdstedelijken bepaalden de
sfeer, hadden de grootste bek en de herinnering is daar-
aan onderhevig.
Daar had je de kleine Lodewijk. "Me voader is bij de goar-
keuken, niet hierom (gebaar van geld tellen), moar doar-
om (gebaar van jatten)." Ik vergeet hem m'n leven niet.
Dan was er een vroegrijpe meid bij een pleeggezin in de
Knoppenbuurt. Een bezienswaardigheid voor ons, want
ze had een kale kop. Luizen gehad, natuurlijk. Toch werd
ze nooit gepest of uitgescholden door ons dorpsjochies.
Reden was dat ze een behoorlijk gemoed had. "Mooie tie-
ten" zeiden we en dat maakte zo'n verpletterende indruk
dat we ons koest hielden, ja, bewonderend toekeken.
Nu ik toch op de sextoer ben, er was bij die
Amsterdammertjes een prachtmeid. Ravenzwart haar,
koolzwarte ogen, maar een bek, erger dan alle anderen.
Schelden kon ze als een mini-viswijf en ik moest het
meest ontgelden. Nu waren mijn roodbruine krullen va-
11 mei 1944, Nelly, moeder Kikkert-Bruin en Willem
ker mikpunt voor gescheld, dus ik was wel wat gewend.
Maar wat die zigeunerachtige Coby er van maakte, sloeg
alles. Het was rooie voor en rooie na en dan nog een keer
van voren af aan. Dat duurde tot ik er genoeg van kreeg
en bij een nieuwe uitval haar een stuk hout naar haar kop
gooide. Het verliep aldus: ze schold "ro..", toen kreeg ze
het projectiel tegen haar kanis en het vervolg was "auw".
Zo kreeg ze de bijnaam "Roauw" en het was meteen aan
tussen ons. In later tijden heb ik weleens gelezen dat in de
oertijd vrouwen zo veroverd werden. Een lei met een
knuppel, de bedwelmde buit over de schouder en klaar
was de prehistorische Kees. Bij ons is het bij een paar on-
handige zoentjes gebleven, alles beter dan gescheld.
Nu ben ik toch in de buurt gekomen van mogelijke lief-
desgeschiedenissen, uitlopers van zo'n oorlogssituatie
waarin waarachtig alles mogelijk was. Het gebeurde vele
jaren later dat twee Rotterdamse meisjes terugkeerden
om met Hoornder jongens in het huwelijksbootje te stap-
pen. Tenslotte was er nog een derde zus die hun voor-
beeld volgde.
Zo kent het verhaal over de hongerige gasten toch nog
een happy-end. Niet echter voor mij, want ondanks dat
we het stuk-hout-incident op kinderlijke wijze afgezoend
hebben, is het tussen Coby en mij nooit wat geworden.
Uit het nagelaten manuscript
Spelend achter de Atlantikwall.
Nummer 117, december 2015
Historische Vereniging Texel
45